feliciteert!
Nu onze A.F.C. haar vijftigjarig bestaan herdenkt, hebben A.F.C. en A.C.C. ruim vier
entwintig jaren samen lief en leed gedeeld en was er wel eens leed, de vreugde heeft
toch verre overheerscht. Het verheugt mij te kunnen zeggen, dat A.C.C. zich ge
lukkig prijst achter zich te weten een moeder-vereeniging, die haar een warm hart
toedraagt, van wier mooie accomodatie zij elk jaar weer mag profiteeren en waar
mede alle moeilijkheden zoo die er al zijn in een prettige, begrijpende, vriend
schappelijke geest besproken kunnen worden en opgelost. Anderzijds ben ik er even
eens van overtuigd, dat het groote aantal A.F.C.-ers, dat A.C.C. en de cricketsport
een goed hart toedraagt, dankbaar is, dat er ook des zomers „iets te doen is" aan
den Wandelweg, waar het bij mooi weer zoo heerlijk toeven is. Zoo vullen beide
clubs elkander aan, vormen een twee-eenheid, ja wij kunnen de een niet meer zon
der de ander denken. En dat is prettig, zoo is het goed. Wij kunnen ons nu niet meer
voorstellen, dat het wel eens anders is geweest. En dan wil ik van deze gelegenheid
gebruik maken van de appreciatie van de A.C.C. voor het A.F.C.-bestuur, met Voor
zitter Dick Bessem aan het hoofd, voor die uiterst prettige samenwerking. Toekomstige
Bestuurderen van beide vereenigingen hebben als belangrijke taak er voor te zorgen,
dat die goede verstandhouding, die geest van oprechte vriendschap, blijft bestaan.
Die bedoeling heeft voorgezeten bij de oprichting van A.C.C. en zóó moet het blijven.
Het is daarom, dat de A.C.C. zich zoo oprecht verheugt in het Gouden Feest van
onze A.F.C., de club waaraan wij ons hart hebben verpand.
Eén goed ding hebben de achter ons liggende oorlogsjaren gebracht en dat is, dat ons
saamhoorigheidsgevoel is versterkt en dat wij meer dan ooit gewaardeerd hebben,
dat er een plektje was in Amsterdam of eigenlijk twee, want Eggers telt ook
mee waar wij altijd vrienden konden treffen, vrienden, die houden van dezelfde
club als wij, die ook dat gevoel hebben, dat er, wanneer wij onze A.F.C. niet
hadden, een groote leegte om ons heen zou zijn. Moge dit zoo blijven tot
in lengte van dagen, dat ons één voelen met onze club, dan is de toekomst van
de oude club verzekerd. Mogen ook de jongeren het beseffen, welk een geluk en
voorrecht het is lid te mogen zijn van een club als A.F.C., een club zooals wij er
geen tweede zullen vinden. Waarom Da's moeilijk op papier te zettenmaar
omdat A.F.C. nu eenmaal A.F.C. is.
Namens de geheele Amsterdamsche Cricket Club
Proficiat Bestuurderen en Leden van A.F.C. I Dat zij leve I I
G. H. H. KAPPELHOFF,
Voorzitter A.C.C.
88