28 S s t och persoonlijk ben ik er van overtuigd, dat wij het zonder deze trainers nog zwaarder zouden hebben gehad. Maar dit staat bij mij vast, de telkens optredende concentratie van krachten op critieke momenten is van buitengewone levenwekkende waarde voor onze vereeniging geweest. Zij die gedacht hadden, dat we slechts een trainer noodig hadden om weer omhoog te komen, zagen telkens tot hun teleurstelling dat dit allerminst het geval was. Liet de opkomst der spelers op de trai- nmgsavonden vroeger veel te wenschen over, in de laatste jaren kwam het eerste elftal vrijwel geregeld voltallig op de trainingsavonden, terwijl men mag aannemen, dat Bromilow en Donaghy over voldoende capaciteiten en goeden wil beschikten. Men heeft wel eens de oorzaak van het uitblijven van opvallend succes aan de trainers willen wijten, doch vond Bromilow niet eerst na zijn vertrek de waardeering der spelers, waaraan het hem tijdens zijn engagement blijkbaar ontbroken heeft? M.i. is dan ook de voornaamste oorzaak van het falen dezer experimenten eenvoudig dit: het gebrek aan een kern van prominente spelers, die onder leiding van den captain hun stempel op de geheele speel wijze van een elftal weten te drukken en de mindere spelers van zelf op een hooger plan kunnen brengen, n dit verband hiermede is het een onzer grootste tegenslagen geweest, dat Lungen niet in Amsterdam gebleven is. Had hij geregeld met de anderen kunnen oefenen en hun zijn speelwijze leeren begrijpen, dan hadden we waarschijnlijk heel wat anders laten zien. Nu hebben we maar al te dikwijls moeten meemaken, dat Lungen, onbegrijpelijk en onbegrepen, den noodzakelijken steun miste, hetgeen op hem zoowel als op zijn medespelers deprimeerend werkte en tot wrijvingen aanleiding gaf, waarbij de situatie nog verergerd werd, doordat van geregeld uitkomen, vooral nadat Charles in het huwelijksbootje was gestapt, uiteraard geen sprake was. Men dient ook niet te vergeten, dat oefenen op èèn avond in de week niet voldoende is om tot bijzondere prestaties op het voetbalveld te komen. Het lichaam moet zoo fit mogelijk zijn, waarvoor dage- lijksche lichaamsoefeningen en ontzegging of beperking van diverse genoegens noodzakelijk zijn, om van concentratie, opdat het geleerde ook op de best mogelijke manier in het veld in practijk worde gebracht maar met te spreken. Een fout is ook, indien men er mee meent te kunnen volstaan, de verantwoordelijkheid geheel naar den trainer te verleggen. Maar al te dikwijls werd gedacht „nu hebben we een trainer en die zal het zaakje wel opknappen!" Een onzer grootste gebreken is geweest, dat zoo weinig oudspelers van naam disponibel waren of zich er voor interesseerden de trainers te assisteeren. Hoe lang heeft het niet geduurd voor dat we zelfs voldoende menschen vonden, die als leiders der lagere elftallen wilden meehelpen om een basis voor een behoorlijke controle van het voorhanden zijnde materiaal te leggen? Dit jaar hebben we nu op papier een goede organisatie der technische leiding gekregen. Up het oogenblik, dat ik dit schrijf moet nog blijken of de practische uitvoering mogelijk is. In het bovenstaande heb ik gemeend diverse oorzaken te hebben aangegeven, welke het overigens voor A.F.C. zoo beteekenisvolle engageeren van trainers tot nu toe niet aan de hooggespannen verwach tingen deden beantwoorden. (Ik hoop van harte, dat inmiddels onder leiding van Dolf van Kol iets beters bereikt is.) Wanneer een sportman zich het ideaal gesteld heeft, zijn sport zoo goed mogelijk te beoefenen, dan moet hij er ook inspanning en opoffering voor over hebben. En wat is er mooier, dan wanneer de bereikiri" van dit ideaal tevens gepaard gaat met het behalen van eer en roem voor je club? Waar die gees" voorhanden is, daar is de basis voor succes gelegd. Dan kan een trainer den moeilijk af te leggen weg belangrijk helpen verkorten en nuttig werk verrichten. In hoeverre in de laatste jaren de diverse genoemde factoren van invloed zijn geweest, is moeilijk te zeggen. Op zijn tijd zal ieder er van wel een rol gespeeld hebben, want anders is het uitblijven van succes behalve dan door gebrek aan capaciteiten niet te verklaren. Voor ons allen valt er steeds op dit gebied wat te leeren. Niemand verbeelde zich dat hij hierin uitgestudeerd is. Wanneer voor ons nog eens de tijd aanbreekt, dat allen die er tijd en capaciteiten voor hebben, zich aan den technischen opbouw willen wijden, dan zal een trainer volkomen tot zijn recht komen. Ik wil mijn beschouwing thans eindigen met nog eens op de reeds gememoreerde zware tijden terug te komen, welke we slechts met inspanning van alle krachten hebben weten te doorstaan en onder wier gevolgen wij nog lijden. Al deze moeilijkheden hebben toch ook weer nuttige beteekenis gehad. Men weet in het leven nu eenmaal nooit waarvoor een tegenslag goed is en als men maar wil zien, ziet men er ook weer iets goeds uit geboren worden. En zoo zie ik als het blijvende voordeel uit die bijna vergeten tijden, die hechter saamgesmede kern, divers van samenstelling maar één in hun aanhankelijkheid aan hun 4.F.C. en als grootste gewin ons tournooi om den A.R.O.L.-Beker. En zouden wij daarvoor al die oude teleurstellingen niet gaarne vergeten? I. H. GALAVAZI.

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1935 | | pagina 32