De val
z.v.v.
Da A.R.O.L.-Beker
17
De klap was raak; ons elftal was gedeprimeerd en de finantieele toe
stand zorgelijk. Het bleek onmogelijk de uitloting op de obligatieleening
te doen plaats vinden. Diezelfde obligatieleening, waarop in 1920 met
zooveel enthousiasme was ingeteekend, zou het struikelblok en de nachtmerie worden
van iederen penningmeester, die na 1920 aan het bewind kwam.
Seizoen 19211922 was niet minder dan een drama. We waren samen met Sparta
gedegradeerd, doch terwijl Sparta zich schitterend redresseerde het was in den
tijd van de beroemde „Sparta-piet" van Hans en op schitterende wijze kampioen
werd het was A.F.C. „broke". Voor het eerst in de geschiedenis van A.F.C. was de club ontmoedigd. Het
was, alsof de hand des noodlots op de club rustte. Enkelen ik noem hier zonder iemand te kort te willen
doen een Nico Holtzappel en de helaas te vroeg ontslapen Tony van Lierop deden wat zij konden, om
het vuur weer te doen oplaaien, doch het was alles tevergeefs. Weer eindigde A.F.C. op de laatste plaats en
we degradeerden weer en kwamen op een heel andere wijze in de 2e klasse dan we die verlaten hadden.
We hadden de 2e klasse verlaten als geëerbiedigde, gevreesde en populaire club, we kwamen er terug
als een vereeniging met een groote schuldenlast, in den steek gelaten door de „hiep-hiep-hoera"-leden en
door het publiek dat ons wreedelijk het lot van R.A.P. of Volharding toedacht.
Het A.F.C.-schip was zoo lek als een mandje, maar ziet, toen heeft eigenlijk de echt-Hollandsche menta
liteit ons gered. Die mentaliteit, die maakt, dat men pas goed vinnig en goed enthousiast wordt, als alles
verloren lijkt. Is het niet prachtig, dat ook maar niet één bestuurslid bedankte? Die algemeene vergadering
na de degradatie was onvergetelijk. Daar bleek, wat de leden voor A.F.C. voelden. „Serrez les rangs" was het
parool. Men besloot tot het uitgeven van een
clubblad, dat den zooveel beteekenenden naam
„De A.F.C.-Schakel" droeg en; dat den eersten
tijd gefinancierd werd door ons eerelid Van
Seventer, die hiermede een wel buitengewoon
genereuse geste maakte. Er zou een trainer
komen en staande de vergadering werd voor
1400 geteekend op een trainerfonds. Doch
A.F.C. moest den sportieven lijdensbeker tot
den laatsten druppel ledigen. Want dit was de
eindstand van het eerste seizoen, dat we weer
2e klasser waren:
Zandvoort
18
12
5
1
29
40—11
18
9
8
1
26
33—13
E.D.O.
18
9
8
1
26
3314
Q.S.C.
18
7
4
7
18
20—33
Hollandia
18
5
7
6
17
32—35
Alcm. Victrix
18
7
2
9
16
27—34
Schoten
18
3
9
6
15
20—20
A.F.C.
18
4
6
8
14
29—30
W.F.C.
18
3
6
9
12
20—31
Hortus
18
3
1
14
7
23—56
En A.F.C. II, het troetelkind van de vereeniging, degradeerde naar de reserve 2e klasse.
In Augustus 1923 vond een gebeurtenis plaats, die een periode inluidde waarin A.F.C. representatief en
organisatorisch, weer een eerste viool ging spelen. Gé Bosch schonk een beker, die de inzet vormde van een
serie wedstrijden, waaruit A.F.C. lessen zou kunnen putten voor het komende seizoen. Ter herinnering aan
onzen inmiddels overleden vriend Tony van Lierop werd de beker op voorstel van den schenker genoemd
de A. R. Onslow van Lierop-Beker, afgekort de A.R.O.L.-Beker. Het eerste jaar werd de beker gewonnen door
V.V.A., die Ajax met 21 verraste. Eén man in het bestuur vooral was het, die de ontzaglijke beteekenis, die
het A.R.O.L.-tournooi zou kunnen krijgen, voorzag. Dat was onze tegenwoordige voorzitter. Galli realiseerde
zich, dat na het verdwijnen van het veel te grootsch opgezette Scheepvaartbeker-tournooi Amsterdam een
prettig en sportief seizoensbegin ontbeerde, zooals Rotterdam dat kende met het Zilveren-Bal-festijn. Onder
zijn leiding heeft een zich geleidelijk verjongend bestuur geploeterd en gewerkt om het A.R.O.L.-tournooi tot
een mooi sportgebeuren te maken. We hielden .vast aan den opzet: twee Zondagen in den nazomer eenige
bevriende clubs te inviteeren,, die om het bezit van het A.R.O.L.-kleinood zouden strijden. In dat streven is
onze vereeniging ten volle geslaagd: het A.R.O.L.-tournooi heeft burgerrecht verkregen en neemt een vaste
plaats in op de lijst der Amsterdamsche sportagenda's.
Een ander voordeel van dit tournooi was, dat het publiek den weg naar het A.F.C.-terrein hervond. En
het is met een voetbalveld al net als met een caféals de loop er éénmaal in is, dan gaat het wel.
Inmiddels was de strijd in de 2e klasse scherper dan ooit. Wat een verschil met ons eerste verblijf in
de tweede klasse! Toen kon men van te voren al zeggen, wie sterk en wie zwak waren. Thans was van
krachtsverschil weinig of geen sprake. Zoo eindigden wij in 1924 op de 7de plaats met 15 punten; Neptunus
sloot de rij met 13 punten en Bloemendaal stond No. 4 met 17 punten!
Over het geheel genomen waren de resultaten nog steeds in neergaande lijn, hetgeen bleek uit de
degradatie van het derde elftal naar de reserve 3e klasse. Seizoen 19241925 zette zeer hoopvol in; in de
Gouden-Kruis-competitie brachten wij het tot de finale, waarin wij tegen Ajax op uiterst ongelukkige wijze
(een clean offside doelpunt) met 3—2 verloren.
In dit 30ste vereenigingsjaar ging het met de hoofdploeg eindelijk wat beter; we speelden in de als
steeds moeilijke Noord-Hollandsche competitie en eindigden op de 5de plaats. Toch moesten we weer een