2. En onze roem steeg langzaam, maar subiet. Kampioenschappen kwamen weldra in 't verschiet, Enthousiast en één van geest Waren we spoedig zeer gevreesd, Op het veld en ook in t Rechthuis bij vriend Piet. Onder leiding van onzen Schaf, ,,met causerie", Met Jacques van Ooy, v. Seventer, Dupuis, Piet Vermeulen, Wessel, Prent, Spelers en supporters-bent Hadden wij in Mokum ieders sympathie. Met weemoed denk ik aan die lang vervlogen tijden, Die tijd van 't Meertje en de Muiderpoort, Toen wij de top der ranglijst sierden, Herhaaldelijk een kampioenschap vierden. En bekend waren in Holland s kleinste oord. 3. 't Ging steeds beter en we werden eersteklas, Doch die promotie gaf ons veel zorg en last, Een directe accomodatie En directe degradatie, Brachten groote zorgen voor de arme kas. Maar juist die tegenslag gaf ons weer kracht, Vooral dank Gé, die ons den AROL-Beker bracht, Ondanks vele tegenslagen, Lieten wij ons niet versagen, En tot loon kwam uitkomst in de donkre nacht. Vol weemoed denk ik juist aan deze sombre tijden, Die vast zoo samenhechtten onzen vriendsc hapband, Die onzelfzuchtig ons deed sjouwen, Om d' A. F. C. weer op te bouwen, Tot nieuwen bloei, tot grooter clubverband. 4. Het gaat den laatsten tijd weer akelig en naar, Er wordt teveel gekankerd, ook onder elkaar, Ieder wil zijn eigen baas zijn, In deez' Voetbal „Kampf ums Dasein" Ondanks het onheilspellende gevaar. Nu we heden vijf-en-dertig jaar bestaan, Moet weer de oude geest door onze spelers gaan, Geen gezeur en geen gedonder, Jongens, zet je schoft eronder! Dan komt d' A. F. C. weer bovenaan. Geef mij de troost met vreugde te herdenken, Mijn ouwe club, mijn dierbre vriendenkring, Laat nu na vijf-en-dertig jaren, Die wilskracht weer in jullie varen, Die steeds het kenmerk was van onz' vereeniging. S. L. WIT. KAMERAADSCHAP EN SAAM- HOORIGHEID. Toen mij het vriendelijk verzoek bereikte om voor een jubileumnummer van het club blad ter gelegenheid van het zevende lustrum der vereeniging een artikel te schrijven, toen heb ik in dit geval zonder aarzelen mijn ja woord gegeven. Al had ik op dat oogenblik nog niet het minste idee, waarover ik het in het onderhavige geval nu eens zou moeten hebben. Maar ik heb dat gedaan, omdat ik juist voor de vereeniging A.F.C., een van de weinige vereenigingen, die nog tradities heeft en die handhaaft, een zwak plekje in mijn overigens groote voetbalhart heb. De voetbalbeweging is gegroeid in de laatste vijf en twintig jaren in een tempo, dat geen van ons ouderen eigenlijk behoor lijk heeft kunnen bijhouden. Van een ge moedelijk onderonsje, wat het voorheen on getwijfeld was is het geworden tot een be weging, die eigenlijk ver uitgaat buiten de betrekkelijk nauwe grenzeaj, die wij er vroeger aan gesteld hebben. Het is een eigendom geworden van de massa. En heeft alle goede, maar vooral ook alle kwade zijden daarvan in ruime maten mee gekregen. Zooals ik zeide: de voetbalbeweging als zoodanig is snel uitgegroeid. En de vereeni gingen moesten, wilden zij hun bestaan als zoodanig rechtvaardigen, mee in dien snellen groei. Verschillende vereenigingen zijn er in geslaagd, zij het dan met opoffering van idealen en misschien ten koste van den oor- spronkelijken ideëelen opzet. Andere hebben de evolutie slechts gedeeltelijk meegemaakt, hebben zich wel aangepast aan de steeds grooter wordende eischen van betere speel velden en ruimere accomodatie, maar hebben toch in hun wezen, in hun innerlijk leven nog veel bewaard van het oude, goede, heerlijk-amicale, van het boven alles kame raadschappelijke karakter, dat zeker bijna alle vereenigingen uit den ouden tijd heeft 37 - A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders!

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1930 | | pagina 39