De Amstelaren trokken al zuurdere gezichten. De Keeper zei van de kou te verrekken En toen het 40 werd, ging hij lekker naar de kleedkamer vertrekken. De overigen lieten hem natuurlijk niet alleen En de een na den ander ging eveneens heen. En waren de A.F.C.-ers ook weggegaan, Dan was de referee allen blijven staan. Natuurlijk kan die in zijn eentje niet spelen, Want dan zou het publiek zich al heel gauw gaan vervelen. In dit plechtig oogenblik liet de scheidsrechter captain Kooy bij zich kernen. en vroeg hem of hij altemet iets van een regenbui had vernomen. Waarop laatstgenoemde antwoord gaf met een zucht Dat er wel wat van aan scheen volgens algemeen gerucht. Na ontvangst van dit bericht roept dezelfde heer, Met een stem die uitklonk boven het gebulder van het weer, Aanvoerders en spelers bijeen, groot en klein, En vraagt of allen wel tegenwoordig zijn. Waarop ieder vóór zijn beurt uitroept: „Allen"! Behalve de Amstelaren, die zeggen: „We zijn in katzwijn gevallen!" De wedstrijd moest toen worden gestaakt en we hebben ons toen met een dooie mosch (90) blijgemaakt. Amstel krijgt straf, doch we moeten weer spelen, Ik hoop, dat onze jongens, dan talrijke goaltjes zullen telen, Enfin, we waren nat op onze huid en smeerden hem naar de Poort van Muiden. Ik verhaal u wat ik daar bij een bittertje heb gehoord, Van deftige lui, die ik wel moet gelooven op hun woord. Kamp. van Nederland. A.F.C.—Ajax (0—1) A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders! 18 -

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1930 | | pagina 20