EEN VOETBALWEDSTRIJD IN DEN REGEN OP 7 OCTOBER 1917. Onder de merkwaardige tafereelen, Waarin wij gewoon zijn de schepping te verdeelen, Behooren vooral zekere natuurtooneelen. Inzonderheid een voetbalwedstrijd in regen en wind, Waarbij men gerust kan zeggen: „een wonder als je het wint", Want als je met 40 denkt te winnen Nemen de anderen de beenen en je moet opnieuw beginnen. Zoo daarom een wolkbreuk ophanden is in de Meer, Zeg dan liever: ,,Ik speel niet met het oog op het weer" Leergierige jeugd! Gij hebt zeker al in de gaten, Dat ik over den wedstrijd A.F.C.-Amstel wil praten. Ik heb u al eenige weken met proza trachten te vermaken, Nu zult gij toch zeker deze poging niet willen laken, Om in den stijl van Gerrit van der Linde Wiens naam je onder de „Gedichten van den Schoolmeesterkunt vinden U in korte woorden te verhalen, Hoe of het komt, dat Amstel nu een flinke boete moet betalen. En wensch ik u, o groote mannen en kinderen, Dat niets u in het lezen hiervan moge hinderen! Ontbreekt voorts aan dezen of genen regel somtijds een voet, Andere hebben er zooveel te meer en dat is door elkander weer goed. Een voetbalwedstrijd begint doorgaans, zooals je wel zult weten, Daarmee dat iedere speler zich uit gaat kleeden. En daarna voorziet hij zich van een jersey en een broek Waarvan de pijpen zijn grootendeels zoek. Hij schiet in een paar kousen, mitsgaders een paar kicks Dat zijn schoenen met doppen, want anders geven ze niks. Hij kamt dan zijn haren met het oog op de vrouwen En begint soms op een stukje citroen te kauwen. Dan wordt een kwartier met praten versleten, Over koetjens en kalfjens, en een kwatta gegeten. Vervolgens komt de referee en speelt op zijn fluit En onmiddelijk is al het gekakel en dergelijk uit. Zoo was het ook Zondag, met dien verstande, Dat je toen in de zon je huid niet zou verbranden! Toch was de natuur in de Meer bijzonder mooi; De broek van Jan Prent had een schitterende plooi! Waarvan je na afloop niet veel meer kon vinden, Ik bedoel van de plooi, want de Meer zal zich nog wel op dezelfde plaats bevinden. De regen liet als een eerste klasse douche haar verkwikkende stralen Op de kruinen van de A.F.C. enthousiasten nederdalen. Scheepens alleen keek nu en dan bedenkelijk naar den meridiaan, Alsof hij zeggen wou, daar is een luchtjen aan! De wolken worden in het westen hoe langer hoe dikker, Daar is zeker zoo iets als een wolkbreuk aan den knikker! Het wordt zoo donker en spoedig zal ik misschien De punt van mijn eigen neus, laat staan van den bal nog kunnen zien! Ik heb het land. Het ziet er smerigjens uit. Kijk voor de liefhebberij eens hoe dat zwerk daar kruit! En hoor me dat concert eens, dat door de goalpalen fluit!" De scheidsrechter liet echter ijskoud beginnen, Onder voorwaarde, dat men zich later niet anders zou bezinnen. De regen viel neder in dichte stroomen, Doch toen onze spelers van den schrik waren bekomen, Anders gezeid, toen ze waren door en door nat, Duurde het niet lang of er kwam een goaltje, dat zat. Het verdere kan ik u heel gauw berichten: 17 A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders!

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1930 | | pagina 19