tuut geen rol. Een enkele maal kwam er nog iets van de oude geestdrift in onze gelederen, doch meestal leek het optreden van onze eerste elf wel een vertraagde film. Kooij was weg. Doets en Welsch zoo geblesseerd, dat ze^ van verder spelen afzagen, Addicks, ■ücnetters en Hamel hadden het rood-wit ver kozen boven het rood-zwart A.F.C. voel- cie zich knock out. Aan het einde van het seizoen moesten wij nog twee wedstrijden tegen D.E.C. spelen. Wonnen we, dan wa ren we behouden! Helaas, het mocht niet baten; aan de Kruislaan verloren we met 01, thuis moesten wij er met 31 aan ge- looven. En 1922 zag ons degradeeren naar de tweede klasse. Wanhopige pogingen werden gedaan, om het A.F.C.-schip, dat langzamerhand zoo lek als een mandje was, te herstellen. Men besloot tot het uitgeven van een clubblad en tot het engageeren van een trainer. Dat er nog menschen genoeg waren, die de oude club een goed hart toedroegen, het moge blij ken uit het feit, dat staande de vergadering voor 1400.op het trainersfonds werd ingeschreven. Doch ook de start in de tweede klasse was droevig; de drie eerste wedstrijden E.D.O., Alcmaria en Zandvoort leverden ons geen enkel puntje op en de club, die in Mei 1919 een prachtkans had op het kampioenschap van Nederland, was in October 1922 in ern stig degradatiegevaar voor de derde klasse. Dat onze club toen is blijven bestaan, dat wij toen niet the way of all flesh zijn uitge gaan, het is een bewijs te meer, hoe zij, die eenmaal trouw waren aan de rood-zwarte kleuren, veel voor A.F.C. bleven voelen. Be stuursleden als Scheepens, Van Ooij, Bosch etc. bleven op hun post, spelers als Piet Bos en Nico Holtzappel zouden nog liever in een plaatselijken bond voor A.F.C. spelen dan in de eerste klas voor een andere vereeniging. Zooveel opoffering, zooveel kranig vol houden kon dan ook niet onbeloond blijven en gaandeweg manifesteerde zich een krachtig herstel. 1922'23 bracht geen nieuwe degradatie, A.F.C. bleef voor de tweede klas behouden. En toen is in 1923 iets gebeurd, wat van on berekenbare waarde voor onze club zou blij ken te zijn. toen kwam de A.R.O.L.-beker. En, ook al weet ieder A.F.C.-er de juiste toedracht van deze gebeurtenis, een enkel woord over het ontstaan van de A.R.O.L.- trophee mag hier toch niet achterwege blijven. Tony van Lierop, een diergenen, die ook in de somberste dagen den moed niet op gaven, was aan een verraderlijke longontste- „Den Barend" v t (A.F.C.—D.F.C.). A.F.C.-crc, begunstigt cnzc adverteerders! 12

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1930 | | pagina 14