55
AFCoryfee: Lex Swaan!
15 december 2010 89e jaargang nr. 5
Clubarts Lex Swaan is dan wel niet opvallend aanwezig tijdens de
wedstrijden van het eerste, maar hij is er wel. Meestal vergezeld door
zijn dochter Hannah (studie Management Economie en Recht en
tevens snowboard-intructrice). Bij de meeste clubs zit de arts ook op
de bank, maar niet deze. Tijdens de rust zitten vader en dochter dan
rustig in een hoek van het clubhuis te genieten van de soep. Hoog tijd
dat deze AFCoryfee meer voor het voetlicht komt.
Vraag: Je bent als zovelen via het leiden van een jeugdteam actief in
AFC geworden. Wanneer is dat voor jou begonnen?
Antwoord: Dat moet in 1990 geweest zijn toen mijn zoon Abel bij
AFC ging spelen. Tot en met zijn 18e ben ik jeugdleider van zijn
team geweest. Na het behalen van zijn eindexamen stopte hij met
voetbal. Hij is daarna altijd donateur gebleven, daar zorgde ik wel
voor. "Dat begrijp je wel" Inmiddels speelt hij weer, in een vrienden
team: zaterdag 8. Abel was, is echt een mandekker, maar bezit niet de
kwaliteiten om in het eerste te spelen. Hij studeert in Twente: Techni
sche Geneeskunde) Spelers van toen die door mij ontdekt zijn: Dustin
Huisman en Tiendalli FC Twente). En met een glimlach: "Dat
begrijp je wel". Bij Dustin heb ik ooit langs de lijn een gat in zijn
hoofd moeten dichten. Dat was tijdens de Maccabiade in Israel in
2005. Bobby Gehring, Micha de Hond en David Westerhof deden
toen ook mee.
Vraag: Waarom AFC, want heb je zelf ook bij AFC gespeeld?
Antwoord: Omdat ik mensen bij AFC kende. Zoals Marcel Koster,
met wie ik bij Maccabbi op hoog niveau competitietennis heb ge
speeld. In mijn jeugd speelde ik bij VUC in Den Haag. Nog in de tijd
dat VUC aan de Schenkkade speelde. Bertus de Harder daar zien
voetballen. Mijn grootvader was vice-voorzitter van de cricketclub.
En over mijn voetbalcapaciteiten zei mijn vader altijd: "Mijn zoon
speelt als het regent rechtsbinnen en als het droog is rechtsbuiten" Dat
zegt genoeg. Ik ben na mijn eindexamen gestopt. In Amsterdam gaan
studeren en vervolgens driejaar in Afrika gewerkt. Speelde ik in het
ziekenhuisteam. De tegenstanders durfden mij niet aan te pakken. De
status van een dokter! Bovendien speelden zij op blote voeten. Ik heb
daar mijn glorietijd als voetballer meegemaakt. Ik kon zo doorlopen
naar de goal. Dankzij mijn onnavolgbare schijnbewegingen natuur
lijk. Glimlachend: "Dat begrijp je wel"
Vraag: Je zit niet op de bank als clubarts, maar je bent wel altijd
aanwezig. Wat is je rol als clubarts en niet alleen op zondag?
Antwoord: Ik hoef niet op de bank te zitten en ik hoef ook geen club
kostuum aan. Zij, de verzorgers, weten precies waar ik tijdens de
wedstrijd sta.
Mochten zij mij op het veld bij een blessurebehandeling nodig heb
ben, dan geven zij wel een seintje. En als het nodig is, loop ik ook
mee de kleedkamer binnen. Je kan de diagnose rustig aan ze over
laten. Mocht een specialist geraadpleegd moeten worden, dan heb ik
een makkelijker ingang. Ik ben meer de tussenpersoon. Het meeste
werk wordt door hen gedaan. Ik ben praktisch elke wedstrijd aanwe
zig. Maar ik vind dat ook leuk om te doen. Veel leuker dan om naar
Ajax te gaan. Bij AFC voel je veel meer beleving. Ik ben ooit door
Wim Crouwel gevraagd om clubarts te worden. Wanneer dat is ge
weest, dat zal Wim precies weten. Overigens de uitstekende stukjes
van de Medische commissie in De Schakel komen van zijn hand. Hij
trekt zo en la open, allemaal parate kennis. In de loop der jaren heb ik
aardig wat spelers en trainers voorbij zien komen. Met de ene heb je
meer contact dan met de ander. Zoals met Bobby Gehring, Ulli Land-
vreugd, Dennis Purperhart en Said Moumane. Maar dat heeft ook te
maken datje die spelers veel langer kent. De band die je als arts met
de spelers opbouwt, gaat niet van de ene op de andere dag. Je moet
het vertrouwen winnen van de nieuwe gezichten. Dan komen ze ook
met persoonlijke kwalen bij je langs of maken ze je deelgenoot van
persoonlijke dingen. Donderdagsavonds loop ik na mijn spreekuur
altijd even bij AFC binnen om hier en daar een praatje te maken.
Vraag: Wat is het verhaal toen je als clubarts van AFC weer terug
kwam bij VUC?
Antwoord: Ik weet niet of ik dat uitgebreid wil vertellen. Maar in het
kort komt het op het volgende neer. Mijn familie week gedurende de
oorlog uit naar België. Mijn vader heeft voor vertrek de kostbaarhe
den onder de tribune van VUC begraven. Na de oorlog heb ik samen
met mijn vader die kostbaarheden weer opgegraven. En die oude
tribune is met VUC mee verhuisd naar het nieuwe complex. Dan sta
je voor die tribune, ja dan komen de herinneringen boven.
Vraag: Je werkt nog steeds als huisarts. Nog niet met pensioen?
Antwoord: Nee, ik ben inmiddels 70 maar ik heb nog te veel plezier
in mijn werk. Geen volledige week meer, maar een halve. Alleen de
diensten vallen mij zwaar. De patiënten zijn mondiger geworden,
zoeken alles op internet op, komen dan met een stapel papier je
spreekkamer binnen. Wil dus niet zeggen dat zij dat ook begrijpen.
Maar dat is wel het leuke aan het vak geworden, je krijgt meer weer
woord. Dat de arts de enige is die het voor het zeggen heeft, die tijd is
voorbij. Huisartsen zijn de vinger aan de pols van de maatschappij.
Mijn praktijk is in de Pijp en daar kom je iedereen tegen. Een buurt
waar allerlei pluimage woont, van hoog tot laag. Ik zie daar ook de
armoede: daklozen, bijstandsmoeders. Dus daarnaast doe je ook nog
eens maatschappelijk werk door ze te helpen de juiste instanties te
zoeken.
Vraag: AFC is steeds meer een professionele voetbalorganisatie
geworden, zeker wat de prestatieteams betreft. Hoe kijk als clubarts
daar tegen aan?
Antwoord: Op zich is daar niets mis mee, maar gezien het aantal
nieuwe gezichten dat elk jaar bij AFC komt, wordt het dan niet eens
hoog tijd, dat AFC, net als de BVO's, spelers gaan keuren voordat ze
worden toegelaten? Lijkt mij zeer zinnig om preventief te werk te
gaan.
Samensteller André Wijnand
20