y| This must be heaven kwartier echt los. Links en rechts wat schui ven met de opstelling een paar stevige sli dings deed de tegenstander knipperen met de ogen. Dit was toch degradatiekandidaat AFC 12. Succes kon dan ook niet uitblijven en 'Slatan' torende met een pracht kopbal boven alles en iedereen uit. Een granaatinslag. 0-1. Gecontroleerd combinatiespel, splijtende passes en vooral vechten voor elke meter, waarom voetballen we zo niet al het hele seizoen? In de rust werd nog even getwijfeld aan het eten de voorgaande avond in Ant werpen. Zou iemandnee. Of het nu de kou, het veld of toch misschien het eten van gisterenavond was zullen we nooit weten maar begin tweede helft was de vonk weg. Met als logisch gevolg dat de 1-1 er snel inlag. Waarschijnlijk was het toch de kou, want eenmaal opgewarmd begon de diesel weer te draaien. Misschien niet met het weergaloze combinatiespel van voor de rust maar de vechtlust was weer terug. Het nieuwe wapen, de corner, is misschien wel het grootste winstpunt van deze wedstrijd. Was eerder 'Slatan' al uit een corner succes vol geweest, nu was Glen met een op z'n minst aparte omhaal doeltreffend., 1-2. Dan wordt het een kwestie van uitspelen zou je zeggen, maar juist daar is het al zo vaak fout gegaan dit seizoen. De ontlading was dan ook groot toen Mark, die eigenlijk een beetje misselijk stond te zijn langs de zijlijn, de terechte 1-3 maakte. Met drie punten in de tas en een symbolisch bosje rode rozen onder de arm reden we tevreden huiswaarts. Frans Kerstens Op de Albert Cuyp of het Waterlooplein is een hoop te vinden voor een beetje. Zo loopt Jacky al tientallen jaren rond in een bontjas gekocht op het Waterlooplein. Bijna net zo onverwoestbaar als zichzelf. En van het zelfde plein komen al die driekwart jassen waarin studerend Nederland plotseling graag rondloopt. Op de Albert Cuyp vind je verse vis, drie liter flessen shampoo, loempia's, stevige bh's, stinkende mannengeurtjes en petjes. Heel veel petjes met voor de meeste mensen onbeduidende namen en logo's. Natuurlijk zijn er ook petjes van Ajax of de Chicago Bulls. Maar waar slaat die grote gele 'M' eigenlijk op? Of dat rare mannetje met die grote kin en die hoge zwarte hoed? En die Bulldog? Of die bij met gevaarlijk uitste kende angel? Veel jongeren dragen die petjes met een ongekende trots, maar weten mijn god niet wat ze op hun hoofd hebben staan. Het zijn de mascottes of logo's van Ameri kaanse universiteiten. Zogenaamde 'colle ges'. Jong volwassenen, een beleefd woord voor kinderen, doorgaans tussen de 18 en 22 jaar die hun opleiding betaald krijgen om voor diezelfde universiteiten uit te komen in uiteenlopende sporten. De Amerikaanse sportmentaliteit komt daar, meer dan waar dan ook, tot volledige uitdrukking. Daar, op die honderden universiteiten, komt op on dubbelzinnige wijze de ware betekenis van sport naar voren. Ik hoorde van Chris Schroder dat een van de zonen van ons bestuurslid Kees Gehring in Amerika voetbalt. En wel voor Wake Forest University, bijgenaamd de Deamon Deacons. Ik vond dat heel interessant om te horen want in 1996 speelde ik zelf voor de 'University of North Carolina (UNC)' te Chapel Hill. Om dat Amerika zo'n groot land is heeft de NCAA, de overkoepelende organisatie ten behoeve van collegesport in Amerika, alle universiteiten onderverdeeld in zogenaamde 'conferences'. Universiteiten uit dezelfde regio spelen ieder jaar een onderlinge com petitie. En een beperkt aantal andere wed strijden wordt buiten die conference afge werkt. Het toevallige feit doet zich nu voor dat Wake Forest en UNC in dezelfde confe rence spelen, nl. de Atlantic Coast Conferen ce (ACC). En dus heb ik 1996 tegen Wake Forest gespeeld, dezelfde universiteit waar nu voormalig AFC'er Bobby Gehring speelt. En hij heeft geluk. Want Wake Forest trekt gemiddeld ruim 2000 supporters per wed strijd. Daarmee staan ze derde in het hele land wat betreft het toeschouwersaantal. Maar waarom gaat een speler zoals Gehring, die aanvoerder is geweest van het Nederlands Elftal onder 14 en die 148 doelpunten voor Ajax heeft gescoord naar een land waar voetbal amper een rol van betekenis speelt? Dit is waarom North Carolina ligt in het zuiden van Ameri ka. De mensen praten er een beetje als Bill Clinton. Het gebied staat ook bekend als de 'Bible Belt'. Laat het woord atheïst daar niet te vaak vallen. De mensen zouden je wel eens raar aan kunnen kijken. In de zomer stijgt de temperatuur tot ruim 40 graden. Aan de telefoon had mijn toekomstige assistent coach, een Ier verdwaald in Amerika, me al gewaarschuwd dat niet het niveau van voet ballen maar de temperatuur het meeste aan passing zal verlangen. En dus kregen ik en mijn roommate, een jongen uit Bloomington Indiana, een kamer met airconditioning. De jongens in de kamer tegenover ons hadden dat niet gekregen, maar zij deden dan ook niet aan sport. Een wezenlijk verschil aldaar. De voorbereiding op het seizoen was lood zwaar. Ter opening een coopertest. In twaalf minuten 3200 meter, om vervolgens na exact zes minuten rust nog eens 1600 meter te lopen in zes minuten. Zeven van de 24 jon gens haalden het niet en kregen hun trai ningsspullen pas wanneer ze het wel zouden halen. Vervolgens drie keer per dag trainen, en dat drie weken lang, vijf dagen per week! Duurlopen, intervalloopjes, sprinten tegen een grasheuvel op, partijtjes spelen om twaalf uur s' middags in 40 graden Celsius, buikspieroefeningen in het krachthonk met de trainers van het American Football Team. Dat waren drie kleine negers met biceps zo dik als mijn hoofd. Echte namen hadden ze niet, of we ze wilden aanspreken met Mad- dog, Bulldog en Sheepdog. Als een iemand een serie niet kon afmaken moest iedereen alles weer van het begin af aan overdoen. En dan vergeet ik nog te zeggen dat er dus zeven jongens waren die diezelfde drie weken iedere dag om zeven uur 's ochtends op de atletiekbaan stonden omdat ze op de eerste dag de coopertest niet met succes wisten af te ronden. Ze hebben het nooit gehaald! Na vier weken kregen ze alsnog hun trainingsspullen. Maar een ding werd mij duidelijk. Amerika nen zijn nooit onvoorbereid. Omdat de eerste wedstrijd van het seizoen tegen William Mary was, zo'n zes uur rijden van Chapel Hill, hadden we een dag eerder al intrek genomen in een hotel aldaar. Op de ochtend van de wedstrijddag namen we plaats in zo'n typisch Amerikaanse sport- bar. Overal grote schermen aan de muur met zes verschillende sporten tegelijk. Nergens was een stukje muur te vinden zonder dat er een helm, knuppel, vaantje of foto aan hing. Sport, sport, sport en nog eens sport. Ik herinner me het nog goed. Daar zaten wij, allemaal in hetzelfde mooie adidas shirt met logo en naam erop, aan een grote tafel met de vrijheid om alles te bestellen waar we maar zin in hadden. Even verderop zat een vader met twee kindjes die meteen in de gaten hadden dat wij 'het' voetbalteam van North Carolina waren. Al snel vroegen de zoontjes met grote ogen of we misschien hun voetbal wilden signeren. We hadden blijkbaar fans. Terwijl de schalen met pancakes, scrambled eggs en cornflakes over de tafel schoven zag ik op het meest linkse grote scherm een zwarte golfer zijn eerste profwedstrijd spe len. 'Wat', zeiden ze tegen mij, 'ken jij Tiger Woods niet?' Op het rechterscherm zag ik in een live uitzending op ESPN een kolkend stadion met zestigduizend uitzinnige fans, een twintigtal oogverblindend lekkere cheer leaders en tientallen American Football spelers in dezelfde kleuren gestoken als mijn eigen team. Ik vroeg wie er speelden. Ik wist wel iets van American Football dacht ik, zo had ik wel eens gehoord van de Dallas Cow boys en de San Francisco 49'ers. 'Oh', zei een wat ouder teamgenootje, 'die nummer 33, dat is Jerry, die woont in dezelfde dormi tory (studentenhuis) als ik. Leuke kerel'. In al mijn naïviteit en onwetendheid betrof het hier dus gewoon een wedstrijd van mijn eigen universiteitsteam. Al die jongens op nationale tv daar waren medestudenten van mij, hetzelfde gold voor die cheerleaders, en toen ik eens goed keek zag ik inderdaad Maddog in een close up aanwijzingen geven. Waar was ik beland. Was ik niet gekomen om te studeren en daarnaast te voetballen. Nee, ik was in de sporthemel terecht gekomen. En ik wist het niet eens. God! Waar had ik dit aan verdiend. Het was nu duidelijk. Ik was gekomen om te voetballen. Maar NCAA regels, en tevens intern opgestelde regels door de universiteit, verplichtte mij om goede punten te halen. Een minimum gemiddelde werd vereist anders zou ik simpelweg niet meer mogen voetballen. De universiteit was zich er terde ge van bewust dat door het voetbal er weinig tijd overbleef voor studeren. En dus was er een groot studiecentrum waar alle atleten van UNC terecht konden voor hulp, begeleiding en bijles. Alles, maar dan ook alles, werd uit de kast gehaald om je ook academisch te laten slagen. Bij uitwedstrijden ging er zelfs een bijleslerares mee om je onderweg en in het hotel aan het werk te zetten. Maar in dat 6

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 2001 | | pagina 6