sluiten en kon ik de conversatie volgen. Mijn eerste indruk liet ik meteen varen: het waren geen buitenlanders. De kle ding had mij dat idee gegeven; ze droegen bolhoeden, stemmige kostuums met vesten, stijve witte boorden, slob kousen en de meesten hadden een wandelstok in de hand. De spraak was onmiskenbaar Nederlands; gedragen volzin nen gelardeerd met vele dubbele klinkers. De oudste, die voorop liep en kennelijk onder de indruk was van het ver toonde spel, hield de gids staande en vroeg: "Meneer Kees, is dit werkelijk het vijfde elftal?". Vol ontzag keek hij naar een dubbele schaarbeweging van de linkerspits, die hierna de bal hoog bij de tweede paal van het vijandelijk doel bracht. "Dit is beter dan ik ooit gezien heb, dit elftal speelt beter dan ons eerste, destijds. Niet waar, Jacques?" De rondleider grijnsde breed en bevestigde: "Het vijfde, me neer Scheepens, niets meer en niets minder". "Zag je dat, Jacques? Die truc, onvoorstelbaar! Ik denk dat wij languit op de grond hadden gelegen, wat vind jij ervan, Hein?" Hij wendde zich tot een ander lid van het gezel schap en bleef met open mond de verrichtingen van het elf tal gadeslaan. "Schitterend, Schaf maar vergeet niet wij droegen niet van die korte broekjes. Tjonge, wat is het spel snel geworden. Moet je dat gras zien, lekker kort en die bal. Dat kleine vent je, die trapt 'm zo naar de andere vleugel. Is de bal zo licht geworden, meneer Kees of is men tegenwoordig krachtiger dan vroeger?" De blonde man keek vergenoegd naar de vragensteller en zei: "Op die vraag heb ik gewacht, meneer Brass. De ballen zijn niet meer van leer, ze zijn van plastic. Dat scheelt, maar het belangrijkste is natuurlijk de conditie van de speler. Ik geloof niet dat wij krachtiger zijn dan u, tenminste als ik u zo bekijk". Hij liet een waarderende blik gaan over het bollen de vest van de man en vervolgde: "Wat u hier aan het werk ziet zijn getrainde spelers, zij oefenen een paar keer in de week. Vooral aan het trappen wordt veel aandacht besteed, de meesten overbruggen gemakkelijk een afstand van meer dan dertig meter". "Plastic?" Meneer Scheepens keek niet begrijpend naar de rondleider. Deze glimlachte goedmoedig en zei: "Synthe tisch vervaardigde hoog-moleculaire stoffen". "Oh, ja.... juist." Meneer Scheepens liet een blik langs zijn metgezellen gaan, iedereen keek voor zich uit. Hierna verlegde hij zijn belangstelling naar het tweede veld, de anderen volgden zijn voorbeeld. Het groepje mannen was niet onopvallend gebleven, het publiek maakte lachend ruimte. "Hebben jul lie carnaval gevierd?" werd er geroepen. "Echt AFC, hè.... wat zijn het toch een stelletje feestneuzen." De rondleider maakte achter zijn rug een gebaar dat men op moest houden, de geërgerde blikken van enkele heren wa ren hem niet ontgaan. "Wat bedoelt die man?" vroeg Frits Bernard. "Het is toch niet de tijd voor het carnaval?" "Wat denkt u hiervan?" de rondleider negeerde lachend de vraag. "Dit is het derde, dat is natuurlijk weer een beetje be ter dan het vijfde." Hoofdschuddend volgden de mannen een flitsende aanval die bekroond werd met een prachtig doelpunt. "Ze zouden van ons nationale team winnen, Schaf" mom pelde Jacques van Ooij. "Wat een snelheid, die jongens moeten de honderd binnen de twaalf lopen." "Volgens mij komt het toch door die broeken, hoor" liet Brass zich horen. De aandacht van de heer Scheepens leek elders te liggen, zijn blik was omhoog gegaan en rustte op de bovenkant van het clubgebouw. "Meneer Kees" begon hij, de wandelstok priemde in de richting van de grote recla meletters, "Wat is dat?". "Dat is een AFC-vriendelijk bedrijf, meneer Scheepens." "Bedrijf?" "Ja, meneer, ze maken computers." "Compu ters?" "Ja, meneer" klonk het enigszins vermoeid. "En die verspringende cijfers, wat is dat?" "Dat is een digitale klok, meneer." "Klok?" Meneer Scheepens trok via een ketting een rond zakhorloge uit zijn vest, knipte het dekseltje open en las de tijd. "Warempel, het klopt." "Alles klopt, meneer, wat dacht u...." Op dat moment kwam een Boeing 707 over en maakte het gesprek onmogelijk. Gelijktijdig stortte het gezelschap zich ter aarde, de bolhoeden rolden het veld in. Met de handen op de oren en wit van de schrik bleef men geruime tijd lig gen, enkele bolhoeden werden teruggeschopt door een speler van de tegenpartij. "Wat was dat, meneer Kees?" De heer Scheepens klauter de als eerste overeind, gesteund door de rondleider. "Een Boeing" sprak deze zorgzaam. "U hebt zich toch niet bezeerd, hoop ik?" "Mijn lieve God, wat een herrie, hoe hou je het uit? Hoe vaak gebeurt dat?" "Om de drie minuten, meneer, maar je went eraan. Mag ik u een drankje aanbieden voor de schrik, direkt is het rust dan kunt u tegelijk het clubhuis van binnen bezichtigen." De rondleider dreef onder het uitspreken van deze woorden het groepje in de gewenste richting maar bij het naderen van de cornervlag werd hij weer aan de arm getrokken. Het was Jacques van Ooij die hem vroeg, wijzend naar de blauwglanzende torens: "Wat vermag dat wel te zijn, jonge man? Wonen daar soms mensen?" "Dat is het World Trade Centre, meneer Van Ooij, daar wordt handel gedreven." "Met de wereld, neem ik aan, als mijn engels nog goed is" zei Van Ooij bewonderend. "Met de wereld, meneer" beaamde de rondleider trots. Ik bleef achter in het groepje hangen, onopgemerkt. Terwijl we de trap opliepen klonk bijna gelijktijdig het rustsignaal van de velden en even later dromde het publiek naar de bar die binnen afzienbare tijd werd omgeven door een driedub bele rij mensen. Het gezelschap bleef bedremmeld staan, de bolhoed in de hand. De rondleider had zich inmiddels in het gewoel gestort, de heer Scheepens maakte van de gelegenheid ge bruik om zich te vertreden. Hij bereikte het afgeschermde gedeelte en bleef als aan de grond genageld staan. Zacht jes trad ik nader en legde een hand op zijn schouder. "Dat bent u" zei ik. Als in trance staarde hij naar zijn portret, hij knikte slechts. "Ja, dat ben ik" sprak hij eindelijk, bijna fluisterend. "Men is u niet vergeten." Hij keek opzij, nu pas scheen hij zich mijn aanwezigheid be wust. "Wie ben je? Ik heb je al eerder zien rondscharrelen." "Charlie" zei ik. "Ben je al lang lid, Charlie?" "Een poosje" zei ik. Hij keek achterom naar de worstelende mensen aan de bar, de rondleider was halverwege, en zei: "Zeg, Charlie, wat bedoelt meneer Kees met een AFC-vriendelijk bedrijf?" "Dat is een bedrijf dat AFC geld geeft, we hebben er een paar. Ze worden sponsors genoemd." "Dus de spelers wor den betaald, het zijn professionals?" "Nee, ik dacht van niet, meneer Scheepens. Het is onvermijdelijk, zeggen ze, je ontkomt er niet aan. Het bedrijfsleven geeft liever z'n centjes aan de sport dan aan de fiscus, je bent dom als je niet meedoet." "Ga je er beter van voetballen?" "Je finan ciële armzwaai wordt breder of je er beter van gaat voetbal len is een tweede. We hebben het nog niet mogen constate ren, ze zijn pas vorig jaar begonnen." Hij boog zich naar me over en zei: "Die letters en die dagita- le cijfers vind ik niet mooi, dat mag je best weten." "Digi taal" corrigeerde ik behoedzaam. "Niet mooi, Charlie." "Je kan niet alles hebben in je leven, meneer Scheepens." De rondleider voegde zich bezweet bij ons, hij overhandigde 7

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1987 | | pagina 7