weekend maar weer, proberen het voetbal in het goede
spoor te houden. Zou het de spelers die zoveel jaren van de
diensten van Henk van Ettekoven gebruik hebben mogen
maken niet sieren als ze hem eens op een bijzondere manier
zouden uitzwaaien? Van de zijde van de K.N.V.B. zelf heeft
Van Ettekoven vrees ik weinig te verwachten. Vooruitlo
pend op zijn afscheid wens ik hem alvast een mooi laatste
seizoen toe. En mijn gedachten gaan dan onwillekeurig te
rug naar mijn allereerste seizoen bij de Arnhemse voetbal
club Vitesse. Daar was het dat ik voor de eerste keer, min of
meer opzettelijk, onderuit werd gehaald door een voetbal
ler die een kop groter was dan ik. Zijn naam was Henk van
Ettekoven. Zijn vader was hoofd van de verkeerspolitie te
Arnhem en ik hoor zijn vader die naast de mijne stond nog
uitroepen: 'Is ie nou helemaal belazerd!' Henk mocht twee
wedstrijden niet meespelen in zijn elftal (achteraf bezien
oefenen vaders toch altijd veel meer invloed op hun zonen
uit dan ze ooit zelf zullen toegeven).
Onze Bep Thomas zal het volgend jaar zonder zijn collega
Van Ettekoven moeten doen. Ik wens hem nog veel voet-
balplezier. En je weet het nu Bep: wordt er iemand onder
uit gehaald, twee wedstrijden niet meespelen
HENK STEINVOORTE
Stoffig
'Deze club is stoffig, en zo ken ik deze club niet!' De harte-
kreet van een clubgenoot. Niet de eerste de beste. Een mid
den-dertiger. Hij heeft zijn sporen binnen en buiten de club
reeds verdiend. En toch: 'Deze club is stoffig!'
Ik heb hem niet gevraagd: 'Hoe stoffig' of: 'Hoezo stoffig'.
Als iemand deze club aldus karakteriseert dan is dat iets
waar je als vaste medewerker (zie colofon) wel wat extra
aandacht voor mag vragen.
Zelf ben ik midden veertig en wat clubgenoot van tien jaar
jonger beweert onderschrijf ik. Uiteraard niet van harte.
Ook niet omdat ik als 'over-forty' alles en iedereen én me
zelf al gauw een beetje stoffig begin te vinden. Daar zit het
hem niet in. Ook knapen van nog geen vijftien en van in de
twintig hoor ik regelmatig opmerkingen maken die op het
zelfde neerkomen: 'Het is hier stoffig'. Aan de leeftijd ligt
het dus niet. Wie weet waar het wel aan ligt mag het zeggen.
Een socioloog zou natuurlijk meteen stellen dat het het
'tijdsbeeld' is. Men is verwend, in de watten gelegd, niet
meer bereid of in staat zich voor iets of iemand in te zetten.
Sociologen betrekken er graag ook de hele wereld bij. En
dan haken veel mensen al weer gauw af omdat hen dat wel
wat veel van het goede is. Laat ik daarom de buitenwereld
er nu eens even buiten houden. Per slot van rekening ben
ik ook geen socioloog. In onze eigen binnenwereld is voor
lopig nog genoeg te doen. Hoewel die binnenwereld natuur
lijk niet op zichzelf staat, maar daarover wil ik nu eventjes
niet moeilijk doen.
Goed luisteren
Als je steeds maar weer dezelfde geluiden hoort in de wan
delgangen of aan de bar, dan moet er toch wel iets heel we
zenlijks aan de hand zijn, lijkt mij. Het clubleven bloeit
niet, dat kunnen we rustig constateren. Probleemgebied
nummer 1 is natuurlijk de jeugd. Die loopt weliswaar nog
niet weg, maar denkt er zwaar over het te doen. Hun ouders
redden het niet meer door ze te 'brainwashen' met 'AFC,
AFC'. De jeugd is tegenwoordig vanaf het zevende jaar vol
wassen. En laten we ons niet vergissen, lapmiddeltjes leg
gen het af tegen t.v., disco en anders wel hockey, tennis,
surfen en bedenk zelf nog maar wat anders. Waarom vinden
zij een voetbalclub stoffig. Eenvoudig, denk ik, omdat een
voetbalclub 'stoffig' is als er geen 'actie' te beleven is.
Voetbal alleen doet het niet meer. En zolang de actie daar
kennelijk uitgebouwd wordt tot geweld in en om het veld
jaag je de jeugd ermee van de grasmat en de tribunes. Wie
goed luistert naar hun wensen, en dat zou een normaal ge
geven moeten zijn voor bestuurderen etc., zou kunnen we
ten wat de jeugd (nog) wel en (beslist) niet zoekt op hun
voetbalclub. Maar niet alleen de jeugdige klanten moet het
oor worden geleend, ook de ouders hebben daar recht op.
Het is niet voor niets dat zij zich regelmatig kritisch uitlaten
over een al of niet aanwezig jeugdbeleid. Overigens ver
dwijnen die kritische opmerkingen weer in de lucht als er
geen knanaal is via welk die opmerkingen bij bestuurderen
terecht komen. Het meest geëigende middel zou dus eigen
lijk een ouderraad zijn. Bestuurderen die niet altijd 'van na
ture' even goed aanvoelen wat de jeugd van vandaag bezielt
(wie zou het ze kwalijk nemen?), zouden dan nog heel wat
kunnen opsteken, denk ik.
Bravo jeugdtrainers
Overigens wil ik hier, om misverstanden te voorkomen, wel
alvast een groot compliment maken aan onze jeugdtrainers.
Die doen wat ze kunnen op het veld en in de kleedkamers.
Het is werkelijk een feest om eens bij zo'n jeugdtraining
langs de lijn toe te kijken. Alle hulde voor hun voorbeeldige
inzet. Ik zou het alleen daarom al niet gek vinden als één
of meer jeugdtrainers een vaste plaats zouden hebben in
onze jeugdcommissie.
Professionalisering?
Het is echter niet alleen de jeugd die zich niet helemaal
meer thuisvoelt. Ook de wat ouderen blijven weg. Is er een
soort verzadiging aan het optreden? Wordt het niet tijd
om ons eens te bezinnen op het wezen van een amateur
club anno 1986? Zijn we bijvoorbeeld met de zogenaamde
'professionalisering in onze aanpak' niet een beetje ons doel
aan het voorbijschieten? Ik vrees van wel. En ik denk dat
ik niet de enige ben. Professionalisering, prima. Maar dan
ook door professionals. Niet door goedwiilende amateurs,
die zich bij de eerste de beste gelegenheid als er eens iets
niet loopt zoals het zou moeten, weer achter hun amateur-
status verschuilen. Echte professionals hebben we nodig,
sportprofessionals voor de sport en horecaprofessionals
voor de horeca.
Want ook het horeca-gebeuren staat nu al ongeveer een vol
ledig decennium aan kritiek bloot. Het is een voortdurende
bron van zorg en ergernis. Dat moet toch ook zijn oorzaken
hebben. Zou het dan altijd liggen aan de uitbater van het
etablissement (het sieraad van een huis zijn de vrienden die
er verkeren, nietwaar). Ik betwijfel het, hoewel. Het gevoel
voor dienstverlening in de horeca is niet altijd even sterk
ontwikkeld.
Maar laat ik niet afdwalen, het horeca-gebeuren behoort tot
de buitenwereld per slot van rekening. En hoe belangrijk
dat in een club als de onze ook moge zijn, het moet maar
mooi zo blijven. Elke andere oplossing is tot mislukken ge
doemd.
Meer activiteiten door en voor meer leden
Nu kun je zo her en der in de wandelgangen vernemen dat
'men' bezig is de boel weer in beweging te krijgen. Maar is
het dan teveel gevraagd aan de verantwoordelijke heren be
stuurderen (waar blijven toch de dames?) om daarover eens
ongevraagd en onverplicht wat meer informatie aan ons, de
leden, te geven. Dit clubblad is daarvoor bijvoorbeeld een
prachtige gelegenheid.
Ik weet ook wel dat van een club, hoe groot ook, altijd
maar een paar leden bereid zijn hun nek uit te steken, het
zij in bestuursfuncties of anderszins, dan wel door het
7