Mixed Pickles Sportiviteit De tijden veranderen en wij met hen. Het is nog niet zo héél lang geleden, dat wij iemand „sportief" noemden als hij een correcte vent was, die dus (let op dat „dus") zijn tegenstander correct behandelde; met wenkbrauwgefrons werd iemand „zakelijk" genoemd als „hij" desnoods over „lijken ging" en „een koud hart had". Maar het is nu wel anders geworden in eerste instantie door het beroepsvoetbal en aangezien door de televisie alleen de wedstrijden tussen prof-clubs of semie prof-clubs worden uitgezonden beginnen tal van amateurs dezelfde grapjes toe te passen. In enkele woorden: „neerleggen" en „liegen". Degenen, die hiervoor in wezen aansprakelijk zijn, behoren tot mijn spijt thuis in twee beroepen, die op zich zelf zéér behoorlijk zijn: sportjournalistiek en trainers. Tot mijn stomme verbazing hoorde ik een verslaggever voor de televisie zeggen: „Hij kon zó maar doorlopen en een doelpunt maken. Die back had natuurlijk moeten zorgen, dat hij werd neer gelegd." En ik stond ook een beetje paf liever gezegd verdrietig over hetgeen ik las na de wedstrijd FC Amsterdam tegen Ajax. Vlak voor tijd bij de stand 12 kreeg Amsterdam een vrije trap te nemen; die werd benut, maar de scheidsrechter annuleerde het doelpunt. En in het kort gezegd ging het hierom: Had Haan van Ajax die bal aangeraakt of niet? Na de wedstrijd heeft de Ajax-speler dat ontkend, waarop de trainer van FC Amsterdam zei: „Nou ja, dat had ik in zijn plaats óók ontkend." Over „sportiviteit" moet men in de voetballerij dan maar niet meer spreken in het zakenleven weet men beter, hoe men „sportief" moet zijn. Dus zijn de etiketjes nu anders komen te hangen. Als men zegt: Die man treedt „zakelijk" op, dan wil dat dan zeggen: Een correcte vent. Maar als men zegt: Die man is een „sportman" dan wil dat althans in een deel van de voetbal lerij langzamerhand zeggen „Uitkijken voor die man. Dat is doortrappen en liegen." Heel jammer Het schijnt dus niet zo vreemd gevonden te worden, dat tegenstanders worden „neergelegd" en dat er wordt gelogen. Dat heeft niet zo veel meer met sport te maken „neerleggen" is een ander woord voor gemeen spel maar wat sommige trainers er uit kramen, begint op hysterie te lijken. Wat zou een Jan v. d. Berg oud-directeur van het Olympisch Stadion en oud-voorzitter van „Haarlem" als hij nog leefde, wel zeggen van het interview, dat Elseviers Magazine had met de trainer van „Haarlem", Barry Hughes? Wij ontlenen hieraan enige zinnen: „En wat is er mooier dan te sterven in het strafschopgebied. Nooit zou ik in mijn bed willen dood gaan. In ieder geval op het veld. 't Terrein oprennen, een hartaanval krijgen en met je neus in het krijt van de penaltystip aan je eind komen. Een mooiere dood kan ik me niet voorstellen. Vlak na een verloren wedstrijd ben ik helemaal kapot, 't Wordt zwart voor mijn ogen. Ik stond in de gang van het stadion in Deventer bijna te wankelen op mijn benen na het verlies tegen Go Ahead. Het winnende punt van Go Ahead heb ik nachten lang, uren achter elkaar teruggezien. Als er dan toch een God bestaat, Jezus waarom gebeurt zo iets? Ik ben niet lui, ik werk me 't lam- lazerus voor die club; als zo'n God bestaat laat-ie me dan een beetje geluk geven, waar werk ik anders voor? Doe me een lol, geef me dat éne punt tegen Go Ahead, maar laat me niet de laatste vijf minuten de boot ingaan! Ik ben helemaal niet gelovig. Maar als er zoiets, zo iemand bestaat geef me dan dat beetje geluk! Ik ken mensen die de hele dag geen flikker uitvoeren en die hebben dan het grootste geluk van de wereld. God zou toch moeten ingrijpen Het analyseren van fatale fouten heeft geen zin: iedereen geeft elkaar de schuld, het is een eeuwig geouwehoer, je komt er niet uit. We gaan door, het is gebeurd. Toch heb ik een hekel aan de maandag gekregen. Als ik wakker word, denk ik verdomme, dan lig ik soms tot twee uur in bed, in een heel donkere kamer, laat me met rust dan." Tot zover de heer Barry Hughes. „Neerleggen", liegen en in de leiding van een ere-divisieclub die altijd een prima reputatie had een warhoofd, die toch meer in een zenuwinrichting thuis hoort dan in een voetbalclub. De leiders van het semi-prof voetbal moeten eens een analyse maken, waarom in ons land prof-wielrennen, prof-boksen en prof-schaatsen- rijden naar de bliksem zijn gegaan. Want als het zó doorgaat, strandt het beroepsvoetbal óók. En dat zou toch jammer zijn; voetbal kan een prachtig schouwspel zijn en zoals Ajax, Feijenoord en P.S.V. spelen althans kunnen spelen zouden wij amateurs het tóch niet hebben gepresteerd. Sterk Weet u, wat een sterke club is? Mis, dat is A.F.C. Er zijn leden, die eigenlijk alleen „het eerste" volgen en als „het eerste" ferme overwinningen boekt dan zijn wij zo ongeveer kampioen van het heelal en als het eens een keer minder goed gaat dan huilt men tranen met tuiten, want „A.F.C. is niks meer." De huidige generatie is uiteraard een beetje verwend geweest; promotie van de tweede naar de eerste klas, drie maal kampioen eerste klas op een haar na éénmaal nog kampioen van Nederland geweest en tenslotte doorgestoten naar de nieuwe hoofdklasse. Er zijn nu door al die successen van onze vlaggendragers leden, die dit seizoen hoofdschuddend naar de competitie-stand kijken. Zij vergeten kennelijk, dat de hoofdklasse wel iets anders is dan wat wij gewend waren. Zoals ik de vorige keer schreef, zijn tien van de veertien hoofdklassers in hoofdklasse A een of meer malen kampioen van de eerste klasse geweest, eigenlijk spelen we dan nu in de kampioenscompetitie en niet in een gewone competitie. En verder: „buurmans leed troost", de Spartaan en Elinkwijk toch werkelijk geen katjes om zonder handschoenen aan te pakken hebben óók aanpassingsmoeilijk heden. En dus nu een bewijs van mijn eerste regel: A.F.C. is een sterke club. Voor mij ligt een bulletin met de gegevens over zaterdag 2 en zondag 3 september. Er waren tamelijk veel terreinen afgekeurd, maar 24 elftallen van A.F.C. konden toch hun wedstrijd spelen. Nu eerst de totale resultaten: gespeeld 24, gewonnen 14, gelijk 6, verloren 4, winstpunten 34 dat is een gemiddelde van 1,42! doelcijfers: 74 voor en 36 tegen. De vier hoogste elftallen dat is dus in de hoofdklasse, de reserve eerste klas, de reserve 2e klas en de reserve 4de klas haalden 5 punten (1 gewonnen, 3 gelijk, 0 verloren). De A.F.C.ers maakten zes doelpunten, de vier tegenpartijen bij elkaar één! Ik weet niet hoe we er met die elftallen precies voorstaan als dit blad uitkomt, maar één zo'n bulletin geeft toch wel de indruk, dat op „Goed Genoeg" een sterke club huist.

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1974 | | pagina 5