Karakter
Ter ore
De chef de mission van de toekom
stige Nederlandse afvaardiging naar de
Olympische Spelen in München, de heer
Brain Leeuwenhoek, heeft zich in de
korte periode, dat hij in functie is, doen
kennen als een man van kernachtige uit
spraken. De oud-atleet en stafdocent aan
de Haagse academie voor lichamelijke
opvoeding zegt bijvoorbeeld over het
lang doordreinen na een tegenvallende
prestatie: „Een topsporter, die langer te
leurgesteld is dan een dag, is geen ech
te." Over het onderwerp sex en topsport,
dat onlangs in hoofdzaak door een groep
theoretici als een belangrijke zaak aan
de orde is gesteld, is zijn oordeel:
„Enorm overdreven. Er is nauwelijks
sprake van een probleem. Een vent, die
zijn broek zelf kan ophalen, weet ook
wel het moment te kiezen om 'em te
laten zakken. Daar hoeft niemand bij te
bemiddelen."
Bram Leeuwenhoek hecht grote waar
de aan een goede mentale instelling en
is van mening, dat sportmensen zelfstan
dig moeten zijn en niet voor elk wisse
wasje om hun trainer, coach of verzor
ger dienen te roepen. Hij ziet het ook als
de taak van de trainer/coach om er voor
te zorgen, dat zijn pupillen zich niet
door het minste of geringste uit hun
evenwicht laten brengen.
In dit verband vraagt de heer Leeu
wenhoek zich voorts af: Moeten we een
sportmeisje of sportjongen, die stabili
teit voor de echte, harde wedstrijdsport
mist met alle mogelijke middelen naar
een kunstmatig niveau brengen in de
hoop, dat hij of zij het toch redt? Of
moet het uitgangspunt zijn, dat het „ka
rakter" van de betrokkene een eerste
voorwaarde is?
Voor elke tak van sport dus ook
voor voetbal geldt dat zonder een
sterke mentaliteit de kans op succes klei
ner is. Het komt erop aan, letterlijk en
figuurlijk, dat je je niet door de tegen
stander uit het veld laat slaan. De harde
mentaliteit is een belangrijk onderdeel
van de totale wapenrusting, waarmee de
strijd wordt aanvaard. Hoe zit dat bij het
eerste team van A.F.C. en wat is de
prijs aan inspanning en tijd die de
amateurvoetballers van deze oude en in
een aantal opzichten aparte club voor
hun sport over hebben? Het gemiddelde
peil van onze voetballende amateurs ligt
niet bijster hoog. In technisch opzicht
zijn er veel tekortkomingen en wat de
lichamelijke conditie betreft uithou
dingsvermogen, soeplesse, snelheid, be
wegingsvormen zou er ook enorm
veel kunnen worden verbeterd. Er is,
dacht ik, een groot misverstand dat in
spanningen en opofferingen voor voetbal
moeten worden aangepast aan de ama-
teurstatus. Het komt er in feite op neer,
dat die amateurstatus als een excuus
wordt gehanteerd om als voetballer aan
merkelijk minder te doen dan bijvoor
beeld de roeier, de atleet, zwemmer,
kanovaarder of schaatsenrijder. Het ver
schil in trainingsarbeid is, vergeleken
met deze individuelen, zeer aanzienlijk.
Het zou uiteraard zeer te betreuren
zijn als A.F.C. 1 aan het einde van deze
competitie moet afdalen. Er is nog
steeds hoop op herstel en misschien lukt
het om aan een degradatie te ontsnap
pen. Maar ook dan zou het wenselijk
zijn als men in A.F.C. tot een duidelijk
antwoord kan komen op de vraag: Hoe
ver wil deze club in zijn inspanningen
voor sport gaan? Wat individuelen onder
vaak moeilijker omstandigheden kunnen
of willen, rekening houdend met de ama
teurstatus en werk, studie of gezin, moet
ook bij voetbal mogelijk zijn. Het is
een kwestie van vaststellen van het uit
gangspunt.
Rien Bal
Onder het motto eruit-erin-eruit hoor
den wij het volgende verhaal, dat vol
gens onze zegslieden waar gebeurd is.
Ondanks het feit dat het ons verteld
werd in de wandelgangen van het club
huis op een vrij ver gevorderd tijdstip
hebben wij geen reden om aan te nemen
dat er niet iets van waar zou zijn.
Teveel
Op een mooie zomerse dag het
moet jaren geleden zijn geweest speel
de een van onze laagste zondagelftallen
tegen een eveneens zeer laag team van
een Amsterdamse AVB-er. Het was niet
te warm, het zonnetje scheen mild en de
velden lagen er prachtig bij. Kortom
ideaal en de spelers stonden dan ook te
popelen om te beginnen. Reeds 20 mi
nuten tevoren werd met doeltrappen be
gonnen, waarbij de herhaalde vermanin
gen van de G.I.L.O.-man in de wind
werden geslagen. Eindelijk kwam de
scheidsrechter te voorschijn, de aanvoer
ders snelden toe, er werd getosst en ge
kozen, waarna de beide teams zich in
sukkeldraf opstelden.
De scheidsrechter stond op het punt
het beginsignaal te fluiten, telde met
een routinebeweging, één vinger in de
lucht, nog even de spelers. Bij de tegen
standers gekomen stokte de vinger plot
seling. „Heren, u staat met dertien man
in het veld."
Verbijstering alom, de aanvoerder
roept zijn spelers bij elkaar, heftige de
batten. Nadat de scheidsrechter tot spoed
heeft aangemaand, lopen eindelijk twee
spelers, waarvan een met zichtbare te
genzin, het veld af.
De een zoekt gedwee zijn trainingspak
op hij moest voetballen van zijn
vrouw, maar was liever gaan vissen
maar de ander blijft in tenue langs de
lijn staan en begint een tirade tegen zijn
aanvoerder af te steken. „Als het mooi
weer is, dan komen ze wel, dan kan
Joop de pest krijgen. Maar als het win
ter is en koud, dan komen ze niet, de
slijmerds! En wie is er dan welJoop,
ja en dan is hij wel goed genoeg, dan
mag ie wel meedoen. Maar jullie kunnen
het me doen, Joop pikt het niet langer!!"
Na deze uitbarsting rende Joop, tot
grote ontzetting van zijn „aanvoerder",
die tijdens deze tirade een oostindische
doofheid had voorgewend, weer het veld
in met een snelheid een betere zaak
waardig.
Met enorme felheid repliceerde hij de
argumenten en aantijgingen van zijn
clubgenoten en tenslotte moest de
scheidsrechter gelukkig een nogal
autoritaire figuur eraan te pas komen
om hem van het veld te verwijderen.
Zijn aanvoerder, die Joop tot een vloed
golf van scheldwoorden bleek te inspi
reren, vroeg de scheidsrechter Joop van
het veld te sturen, maar deze wist ge
lukkig een diplomatieker manier en
vroeg Joop beleefd het veld te verlaten.
Hieraan voldeed Joop, echter niet nadat
hij nog eenmaal zijn ploeggenoten ver
wenst had, hen een grote nederlaag had
toegewenst en voor zijn lidmaatschap
bedankt had.
Het eerste wat hij deed toen hij bo
venkwam, was een aanmeldingsformulier
voor A.F.C. vragen, maar jammer ge
noeg was er geen formulier voor han
den.
Een jaar later kwam dezelfde ploeg
weer op bezoek, Joop was er weer bij.
Hij kreeg erg veel ballen toegespeeld en
speelde met een ongewone inzet.
Het was wel winter en erg koud. Dat
wel.
F.R.
12