S. DE BOER A. DEN HARTOG Nog maar 7 u/eken Makelaars en Taxateurs SURINAMEPLEIN 72 Administraties van huizen en landerijen AMSTERDAM Gelden beschikbaar voor 1 ste hypotheek TELEFOON 188366 poolt allen mee, het is voor a.p.c. Een jaar of wat geleden voerde een fabriek in behangselpapier een zeer ge voelige reklame-campagne. Oud-en- nieuw was nog maar net achter de ver moeide rug of op de voorpagina meldde de fabriek, dat het nog maar 10 weken zou duren voordat de lente ons kwam omarmen. Een week later 9 weken en zo vervolgens. Natuurlijk werd de huis vrouw in de marge geadviseerd eens naar een leuk behangetje om te kijken maar de dijkletser was het woordje lente. We konden dat zelf ook wel uitrekenen maar om het te lezen, om door een ander gesteund te worden in ons verlangen, was een steeds weerkerend genot. Ik moest aan die behangselfabriek denken toen mijn voeten wegzakten in een centimeters dikke laag sneeuw. On der die smetteloze, witte laag (zonder voorwasmiddel, inbleektoestanden en biologische waskracht) zochten de gras sprieten bescherming bij elkaar tegen het winterse geweld. De lucht stond egaal grijs boven de Boelelaan en een grim mige Noordooster sneed over de velden. De benen hoogoptrekkend, met de armen balancerend als een koorddanser, baande ik me een weg naar het derde veld en rekende uit, dat het nog 7 weken zou duren voordat de omarming, gepaard gaande met zoele winden en openbar stende knopjes, een feit zou zijn. Zo ongeveer op de scheiding van het tweede en derde veld draaide ik me om en keek naar het clubhuis. Het begon weer te sneeuwen en de lichtjes boven de hoof den van de klaverjassers kwamen van heel ver. Moeizaam worstelde ik tegen de wind in naar een van de doelen, waarom wist ik zelf niet. Een vreemde kracht dreef me steeds verder de witte wereld in en toen ik me nogmaals om draaide waren de lichtjes niet meer te zien. Ik was alleen in een barre ijswe- reld, mogelijk een nieuw ijstijdperk. Me ter voor meter, de armen beschermend voor de ogen, naderde ik het verste doel. Boven het geloei van de storm hoorde ik plotseling een vreemd geluid. Of vergiste ik me soms, was het toch de storm? Ik liet m'n armen zakken en bemerkte dat ik pal voor het doel stond. Zo moest Byrd zich gevoeld hebben toen hij Spits bergen ontdekte. Of was dat iemand anders? Deed er niet toe, het was een opmerkelijke prestatie zonder kompas. Weer dat geluid, ik wreef de sneeuw vlokken uit m'n ogen en verstijfde. Een enorme ijsbeer, op z'n achterpoten, een van z'n voorpoten onverschillig in het net, keek me geringschattend aan. De kleine kraaloogjes namen me van hoofd tot voeten op. Ik wilde hard weghollen, terug naar de lichtjes, maar het ging niet. Vastgenageld, misschien wel vast gevroren. De oogjes keken spottend, een lange, roze tong gleed langs een rij mes scherpe tanden. Hij schudde z'n enorme vacht en ik begreep, dat het nog een kwestie van seconden was. In zekere zin zou ik in het harnas sterven, dat was een schrale troost. Misschien haalde ik wel de voorpagina's. „De heer B. te A., speler van A.F.C. XIII, op det derde veld van die vereniging, door een ijsbeer opgevreten tijdens een verblindende sneeuwjacht. Clubleden, die slechts op een paar honderd meter aan het klaver jassen waren, wisten slechts mede te de len, dat de heer B. bij het verlaten van het clubhuis iets gemompeld had over een behangselfabriek. Nadien werd niets meer van hem vernomen". Er gebeurde iets vreemds. Ook de andere voorpoot zoch nu steun in het net en hij keek als een keeper, die net een prachtige safe had verricht. De sneeuwstorm werd iets minder, ik ver giste me niet. Er zat een lachje om z'n brede bek. Een meewarig lachje welis waar, maar het zat er. „Charlie, geloof ik? Van het dertien de?" Z'n stem klonk ijzig maar beslist niet boosaardig. Ik knikte. „Kom wat dichterbij, Charlie, anders moet ik m'n stem zo forceren. lullie hebben toch al zo'n rot klimaat". Ik deed wat mij ge vraagd werd. Nonchalant hing hij in het net, de kop pal onder de deklat. Het was een kanjer van een ijsbeer. Toch was de angst weg en ik stak m'n hand uit ter begroeting. „Hou op met die plichtplegingen. Dat onhygiënische mensengedoe, bah Wat kom je eigenlijk doen? Veld keu ren?" Een zware lach borrelde uit het immense berenlichaam omhoog. „Ik ben graag buiten", mompelde ik en om m'n figuur te redden maakte ik een paar diepe kniebuigingen. Met een van z'n klauwen teisterde hij de deklat, die zwaar kreunde onder het geweld. „Je schijnt nogal lol te hebben, ijsbeer," zei ik nijdig. „Er zijn echt nog wel mensen in A.F.C.die zich buiten het clubhuis kunnen vermaken". De klauw hing weer in het net, het berenlichaam schudde nog wat na. „Zeg maar John", lachte hij, „ijsbeer is zo onpersoonlijk. Maar nu even serieus, Charlie. Ik geef toe, ik ben een beetje verdwaald. Niet zo heel erg verwonderlijk met dit wintertje." „Al lang?" vroeg ik en presenteerde een siga retje. Hij keek even naar het merk en vroeg: „Heb je geen Alaska?" Ik schudde het hoofd. „Vanaf half januari ongeveer," vervolgde hij. „Lang genoeg om me te begillen met dat voetballen van jullie. Tenminste, die sport plegen jullie toch te beoefenen, nietwaar?" „Zeker," beves tigde ik, „zo'n jaartje of vijfenzeventig". Met een van z'n klauwen gebaarde hij naar de dijk en zei: „Ik woon daar tijde lijk, een aardig hol, dat wel, en een leuk uitzicht op jullie complex maar weet je, dat jij de eerste bent, waarmee ik con tact heb?" „Niet iedereen is gek op ijs beren," zei ik verontschuldigend. „Je begrijpt me niet,' zei hij geïrriteerd. „Hoe lang hebben jullie niet gespeeld?" Ik staffelde de zondagen op m'n vingers en bekende: „Een weekje of vijfHij gromde verontwaardigd en herhaalde: „Een weekje of vijf„Het ligt bij jullie natuurlijk iets gemakkelijker," pro beerde ik en voelde waarderend aan z'n dikke vacht. „En elke keer wordt het opnieuw afgekeurd?" vroeg hij. Ik knik te bevestigend. „Hebben jullie dan nooit van een gesloten seizoen gehoord?" „Ach, John," zei ik gelaten, het begon opnieuw hard te sneeuwen, „het is nog maar zeven weekjes en we zijn liefheb bers, weet je wel. We vinden het niet erg om zondags vroeg uit ons hol te ko men om een ver afgelegen gaatje in een lijst op te speuren „Onbegrijpelijk," gromde John. „Ik dacht dat de Hollanders zulke efficiënte mensen waren." „Ga eens met de Bond praten," ad viseerde ik en begon moeizaam aan de weg terug. „Jij hebt in ieder geval de nodige ervaring." Mistroostig schudde hij de enorme kop en waggelde langzaam in de richting van de dijk. CHARLIE 4

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1969 | | pagina 4