Mixed Pickles
BeGunsttGinq van onze aöveRteeRö„RS, houöt öe schakel in stanö
Nagedachtenis
Tn de vorige Schakel heb ik een „In Memoriam" gewijd aan Symen Wit. Ik wist toen nog niet, dat mij de volgende
week een dossier zou bereiken, dat mij heel sterk heeft ontroerd. Hans Wit zijn zoon zond mij stukken die hij
in de papieren van zijn vader had gevonden en die betrekking hadden op A.F.C. Het voor mij diep ontroerende was, dat
hierbij enige vellen geschreven tekst waren die Symen al klaar had voor het Gedenkschrift ter gelegenheid van ons vijf
enzeventigjarig bestaan. Ik had hem natuurlijk om medewerking verzocht, maar toen hij zo erg ziek werd en ik al had
gehoord dat het zou aflopen, het ik hem in een hartelijk briefje van zijn belofte ontheven en hem alleen maar een spoe
dig en algeheel herstel toegewenst. Je weet dan wel beter, maar je schrijft het toch.
Ge kunt begrijpen wat het voor mij was om een paar weken later de brief van zijn zoon te krijgen, waarin hij schreef:
„Mijn vader heeft ook voor A.F.C. tot het laatst zijn best gedaan, getuige zijn pennevruchten, welke ik vond. Ik meen
er goed mee te doen u deze toe te sturen; misschien dat zij in r en of andere vorm bruikbaar zijn. Tot het laatst waren
zijn gedachten bij A.F.C. De Schakel werd het laatste blad waarnaar hij vroeg."
Zo iets gaat niet zo maar aan je voorbij en ik geef de familie Wit de verzekering dat er geen kopy is voor het ge
denkschrift, waaraan ik meer zorg zal besteden dan aan die velletjes die onze onvergetelijke Symen Wit als laatste bij
drage voor A.F.C. heeft achtergelaten.
Het wonderlijke van die kopy is dan nog ge zult het straks wel lezen in het gedenkschrift dat zij geschreven is
met dezelfde flair, dezelfde levensvreugde en dezelfde journalistieke raakheid die alle kopy van Symen Wit heeft geken
merkt. In het dossier dat ik kreeg zal n.l. ook een brief die Symen Wit in november 1917 uit Petrograd aan Schaf Schee
pens heeft geschreven en het is precies dezelfde manier van dingen waarnemen en er commentaar op leveren, die Symen
altijd eigen was. Symen blijkt midden in de Russische revolutie te zijn terechtgekomen en vertelt dat aan Schaf Schee
pens en via hem aan zijn A.F.C.-vrienden als volgt:
„Ondanks de troebelen kan ik het wel uithouden. Wij hebben hier anders een ruige tijd meegemaakt, zoals je wel uit
de Hollandse kranten zo'n beetje zult hebben gelezen. Ik ben er goed door gerold, maar ik ben bang, dat de grappen
makerij nog lang niet uit is en dat de pret op een goede dag weer begint, in welk geval ik vrees dat het nog wel een
beetje erger zal zijn. Het is hier nu een verdomd verwarde boti; de mensen weten niet waar het op uit moet draaien.
Enfin, we zullen maar geduldig afwachten en hopen op betere en rustiger tijden. Doe maar eens een schietgebedje voor
mij. Bij de laatste troebelen, toen de Maximalisten (Bolsjewiki noemen ze die heren hier) zich van het bewind hadden
meester gemaakt had ik het genoegen de eerste schotenwisseling mee te maken. Dat is werkelijk geen grapje, als je zo in
eens merkt, dat ze om je heen van alle kanten erop los beginnen te paffen." „Ik kwam heel thuis, doch dicht bij
huis kwam ik al een Izwodsjik (dat is zo'n soort rijtuig, een bak! ie zouden we in Mokum zeggen) tegen met een gewonde
vent erin. Ja, dat waren interessante dagen". „Ik zou over die onlusten en de toestand op het moment nog een smak
kunnen schrijven, maar ik zal dat maar liever bewaren tot ik weer eens in Suisse gezellig met de A.F.C.-kring hoop te
bitteren."
En uit die lange brief blijkt dan verder weer de typisch Hollandse mentaliteit. Ieder van ons die veel in rare landen
heeft gereisd kent het gevoel om eens rond te kijken en dan aiieen maar te prevelen: „Nou, ze maken er hier wel een
wilde boel van." Fn dan heb je altijd wel ergens een Holland: cub en nu citeer ik Symen Wit weer „die weer
geopend is en dat .iu zo'n ueetje mijn tweede huis is. Door bem. ideling van het gezantschap krijgen we daar de Holland
se kranten, die meestal maar twee of drie weken oud zijn, wat erg nieuw is voor Rusland, als je bedenkt dat brieven
van Holland naar hier er vaak langer dan drie maanden over doen." En dan vallen de Hollanders in die Hollandse
club onder een Hollandse borrel ondanks de hele Russische rexolutie op het Hollandse sportnieuws aan en uit het ver
dere betoog krijg je dan de indruk, dat de overwinningen op R.F.C., V.V.A. en Concordia een diepere indruk hebben
gemaakt dan al dat geschiet bij elkaar. Symen Wit schrijft dan ook koelbloedig aan het slot van die brief aan Schaf:
„Je weet nu weer, als je dit briefje ontvangt, dat ik het goed maak en dat het me hier after all nogal meevalt. Good luck
met het kampioenschap van A.F.C., een stevige borrel en een goed A.F.C.-diner toegewenst door je Russische clubge
noot." En als je zo iets leest uit een brief, gedateerd: Petrograd, 15/28 november 1917, dan kan je alleen maar weer
denken: „You can't beat the Dutch".
Mist
Dit stukje is niet bestemd voor onze Amsterdamse leden, want die weten het nu wel, maar voor de vele leden „in
Oost en West, op zee of waar ook ter wereld" die misschien niet een Amsterdamse krant lezen. Als over enige jaren weer
alle wedstrijden worden afgelast en de gekste meteorologische dingen gebeuren, dan zal men weer aan de borreltafel barre
verhalen vertellen van moordende elfstedentochten, verblindende sneeuwjachten en ondoordringbare mistbanken. En dan
zal men wel weer eens de indruk krijgen, dat die verhalen wel een beetje „bruin" zijn. Daarom met naam en toenaam,
plaats en tijd wat op die krankzinnige mistdag, zondag 21 janua i 1968, om ongeveer half vier middelbare Amsterdamse
tijd zich in onze goede oude Watergraafsmeer heeft afgespeeld. Dat was dus die dag, waarop bij 60.000 toeschouwers
AjaxFeyenoord ook letterlijk de mist inging, maar dat verhaal uit Watergraafsmeer is eigenlijk veel mooier.
Daar werd dan gespeeld Watergraafsmeer IIIHilversum III. Ongeveer een half uur voor tijd stond Hiversum met
40 voor en toen was het wel zo erg geworden, dat iemand die zijn hand uitstak meteeen naar die hand moest gaan
zoeken. De scheidsrechter verklaarde het feest voor gesloten en men zocht de kleedkamers op. Na een minuut of twin
tig zei de aanvoeder van Hilversum: „Weet iemand ook, waar de keeper van ons zit? Die helt ik helemaal niet gezien."
Hilversum ging tellen en nog eens overtellen, maar kwam niet verder dan tien spelers en de doelverdediger was echt
zoek. Er werd een reddingsexpeditie uitgezonden en waar vonden ze de keeper? U raadt het al: in zijn eigen doel. Die
keeper had het signaal van de scheidsrechter niet gehoord en liep zielsgelukkig heen en weer tussen de palen. Zijn ploeg
moest wel een stuk sterker zijn, want hij had geen barst te doen. En bewaart u nu die Schakel, want als over tien jaar
iemand dit verhaal vertelt, dan zeggen ze dat het niet kan en dat hij maar iets zit te fantaseren. Maar zó heeft het toch
echt gemist op enfin, zie boven.
Fouten
Er was in onze organisatie een fout gemaakt en ik was zeer mild, want het is ongelooflijk hoe ondanks de beste orga
nisatie er door een soort kettingreactie fouten kunnen ontstaai, die ontzaglijk erg zijn en waaraan eigenlijk niemand
schuld heeft. Ik dacht aan dat A.R.O.L.-beker toernooi, toen wij uitverkochte tribunes een uur hebben moeten laten
wachten op de volgende wedstrijd, en dat was een noordelijke club (de naam ben ik even vergeten) tegen Ajax. In die
tijd waarover ik spreek reisden voetbalelftallen eigenlijk uitsluitend per trein en niet met een autobus. En zo hadden wij
leden van de A.R.O.L.-beker commissie, die de elftallen van de trein gingen halen. Zo ging het lid in kwestie naar het
Centraal Station om die noordelijke club af te halen. Nu begint het:
5