Mixed Pickles BequnstiGinq van onze aöveRteeRöe.RS, houöt öe schakel in stanö Vier elftallen nze voetbalorganisatie bestaat uit clubs, die in de K.N.V.B. uitkomen en uit clubs, die in de afdelingen uitkomen. BePalen ,w'i ons tot de voor A.F.C. qua representatie belangrijkste „moot" het Zondagamateurvoetbal dan blijkt uit het jaarverslag van de K.N.V.B. dat daarin vorig seizoen uitkwamen 1.051 verenigingen met 1.605 elftallen die 16.835 wedstrijden speelden. Deze simpele cijfers bewijzen meer dan een dozijn aangrijpende Pickles wat het be tekent dat A.F.C. doordrong tot de finale om het landskampioenschap. En hoe belangrijk de positie van het „eerste" ook is, de werkelijke kracht van een club blijkt pas als men nagaat hoe de positie van de reserves is.^Gelukkig dat A.F.C. altijd fel geïnteresseerd was en is in de positie van de lagere elftallen. Men kan aan het „afzakken of aan het „opkomen van die lagere elftallen voorspellen wat er over een paar jaar met „het eerste zal gaan gebeuren. Want als de afstand tussen het eerste en de lagere elftallen te groot wordt dan zal on herroepelijk degradatie van de hoofdploeg het geval zijn. Logisch. Wanneer ons eerste ingedeeld is bij de Spartaan, D.C.G., H.R.C. maar ons tweede bij de derde en vierde elftallen van die clubs dan kan het eerste het nooit houden In de loop van een seizoen zullen altijd invallers nodig blijken te zijn en in het gegeven voorbeeld kunnen die invallers het tempo dan nooit bijbenen. Vandaar dat het zo geweldig belangrijk is dat wij in het Zondagamateurvoetbal met vier elftallen in behoorlijke klassering kunnen meedraaien. Er zijn maar weinig verenigingen die daarop kunnen bogen en het is wel eens interessant om na te gaan hoe die situatie zich in een periode van tien jaar heeft ontwikkeld. Tien jaar geleden waren er 14 clubs die vier elftallen in de Zondagamateurcompetities van de K.N.V.B. konden laten uitkomen Dat waren (in alphabetische volgorde): A.F.C., C.V.V., D.C.V., D.W.V., Gouda, H.B.S., H.R.C., Laakkwartier Nep- tunus, Overmaas, Quick (H), R.F.C., W.F.C. en Zeeburgia. Voor apostels van de „Westelijke voetbalsuprematie" een lijstje om van te smullen! Alle veertien clubs waren in het Westen gevestigd, waarvan vier in Rotterdam, drie in Am sterdam en drie in den Haag. Nu moet men natuurlijk wel in het oog houden dat ook bij voetbal de wet van de grote getallen een rol speelt en dat in het zeer dichtbevolkte Westen de clubs over het algemeen veel meer leden hebben dan de clubs in de provincie. Hoe is de situatie thans? In dit seizoen is het aantal amateurclubs met vier elftallen in de K N V B Zondagcompetitie ingekrompen tot negen. In alphabetische volgorde: A.F.C., C.V.V., H.B.S., J.O.S., Laakkwartier, Neptunus, Overmaas, R F C. en U.V.V. Weer uitsluitend Westelijke verenigingen, maar een heel ander beeld dan tien jaar geleden Toen vier Rotterdamse clubs, drie Amsterdamse en drie Haagse. (Tien van de veertien). Nu vier Rotterdamse clubs, twee Am sterdamse en twee Haagse, (acht van de negen). Hieruit blijkt ook in dit opzicht de vooraanstaande plaats die Rotterdam in de Nederlandse voetbalwereld inneemt. Maar dat is voor ons het belangrijkste niet. Het belangrijkste is dat A.F.C. momenteel een van de negen op de ruim 1000 amatcurclubs is die vier elftallen in de Zondagcompetities van de K.N.V.B. hebben. A.F.C.'ers: bewaart uw Unie wel. Subsidie/toto Het is altijd een genoegen in „Sport en Sportwereld" de artikelen van hoofdredacteur Geudeker te lezen. Men behoeft het niet met hem eens te zijn (mijn oude sobat heeft een hele renstal van stokpaardjes) maar wat hij schrijft is altijd de moeite waard. Hij bepleit nu een geheel vrije toto, waarvan dan een gedeelte aan het betaalde voetbal ten goede moet komen en overheidssubsidie voor het betaalde voetbal. Er blijken uit de „amateurshoek" zoals Geudeker 99,5 pro cent van de honderdduizenden K.N.V.B.ers samenvat, negatieve reacties over die toto te zijn binnengekomen en ik wil hier een positief geluid laten horen. Toen de „splitsing" kwam en de toto ging spelen heeft men zeer terecht vastgesteld dat het „voetbalpart" van de toto uitsluitend ten goede zou komen van de amateurclubs. Dit was toen logisch want dit gold als compensatie tegenover de wegvallende recettes. Men kon verwachten dat het publiek de amateurclubs ontrouw zou worden en naar de profs zou gaan kijken. Maar de tijden veranderen en wij met hen. De amateurclubs kwamen uiteraard mede door door de toto de klap aardig te boven en het betaalde voetbal bleek (op een enkele uitzondering na) een verliesgevende zaak Nu zit het er wel in, dat de toto vrij komt van haar knellende banden. Zelfs de „diehards" bij de Protestants-Christelijke Kamer leden zullen toch moeten inzien, dat het economisch waanzin is om hier een pruts-toto te hebben terwijl tientallen miljoenen Nederlandse guldens in Duitsland terecht komen bij de Lotto. Miljoenen, uit de besteding waarvan straks in Mexico de Duitse deelnemers aan de Olympische Spelen door geperfectioneerde training en zo onze eigen mensen kun- nen verslaan! Een vrije toto dus en waarom zou een gedeelte hiervan niet aan het betaald voetbal ten goede komen Het voordeel is economisch gezien dat voetbal dan ook (gedeeltelijk) door voetbal gefinancierd wordt. Anders ligt het terzake de eventuele overheidssteun. Geudeker bepleit overheidssteun aan betaald voetbal op grond van de redenering, dat betaald voetbal passieve recreatie verschaft evenals de wèl gesubsidieerde kunst (met name to neel en muziek) dit doet maar dan nog voor veel minder mensen. Hij wijst er verder op dat professionalisme destijds voetbal in ons land heeft gered en dat zonder betaald voetbal, voetbal in ons land niet denkbaar is. Hier passen enige vraagtekens. De vergelijking met de kunst gaat mank. Bij de muziek is passieve recreatie zonder de grote beroepsorkesten als het Concertgebouworkest en het Residentieorkest eenvoudig ondenkbaar. Maar voetbal was voor de invoering van het betaalde al een enorme factor bij de passieve recreatie. Men moet zich niet altijd blind staren op Ajax en Feyenoord, maar ook eens verder kijken. Blauw Wit had veel meer publiek in de amateurtijd dan toen zij semi-prof club werd. En clubs als (een willekeurige greep) H.B.S., Haarlem en D.F.C. speelden destijds stellig niet slechter dan het gros van de huidige eerste en tweede divisie clubs thans. Men moet ook dat betaalde voetbal zien tegen de achtergrond van zijn ontstaan. De K.N.V.B. heeft betaald voetbal ingevoerd uit angst voor de Nederlandse Beroeps Voetbal Bond, de „bond van Joosten". Toen hebben A.D O Excel sior, Feyenoord en Sparta de K.N.V.B. voor een fait accompli gesteld, uit angst dat hun spelers zouden overiopen naar de Beroepsbond. En als zij toen hun spelers hadden laten gaan? Op grond van de financiële resultaten der betalende clubs kan men rustig stellen dat die hele N.B.V.B. inclusief de nieuwe beroepsclubs de mist in waren gegaan. Men moet de zaken goed onderscheiden. De relatie voetbal-passieve recreatie bestond al tientallen jaren vóór er van betaald voetbal sprake was. De machtige sportaccomodaties het Olympisch Stadion, het Feyenoord-Stadion het Ajax- Stadion, Spangen, Houtrust, het Zuiderpark, de Vliert, de Goffert etc. dateren uit de amateur tijd. Dat was die tijd toen de mooiste „passieve recreatie" bestond uit het volgen van de wedstrijden van het Nederlands Elftal dat alle profs van Europa van de kaart speelde en niet voor schut stond tegen landjes als Luxemburg en Denemarken Uit angst is in Nederland een bedrijfstak ontstaan die financieel door en door ongezond is. Die toestand te consoli deren uit de belastinggelden achten wij lichtzinnig. J. W. 5

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1967 | | pagina 5