Mixed Pickles Bequnstiqinq van onze aöveRteeRöeRS, houöt öe schakel in stanö Sponsor In het altijd zeer leesbare A.B.C. Honk heeft Joh. de Bie Jzn. het volgende geschreven: „Sinds een aantal weken lopen onze honkballers, althans die van het eerste negental, met een reclame van Smith's Chips op de rugzijde van hun jacks. Hebt u zich eraan gestoord? Vindt u dat de waardigheid van de honkbalsport door deze reclame is geschonden? Bent u van mening dat de honkballers van ons eerste team „levende reclame-zuilen" zijn, zoals hier en daar gezegd en geschreven is. Overdreven, net zoals het overdreven is dat een clubblad met advertenties op de omslag een reclame-folder kan worden genoemd. Het typische is dat er verenigingsmensen zijn die wèl tegen re clame op de jacks zijn, maar geen bezwaar hebben tegen advertenties op de omslagen van de clubbladen. Volkomen in- konsekwent. A.B.C. en daarnaast ook Schoten en nog andere verenigingen die een sponsor hebben weten aan te trekken, mogen het bedrijfsleven dankbaar zijn voor deze belangstelling en financiële steun aan de sport. Meer geld betekent immers beter materiaal, betere speelomstandigheden en ook betere trainingsmogelijkheden. En deze drie facetten kunnen leiden tot spelverbetering. En daar gaat het in de sport toch eigenlijk om. Hoe dankbaar moeten wij het sigarettenbedrijf van Turmac niet zijn? Dit bedrijf zorgde voor een prachtig scorebord op ons veld. Hoe dankbaar mogen wij de Coca Cola niet zijn? Ieder jaar een prachtige World Series-film en denkt u maar eens aan het kortgeleden gehouden Coca Cola-jeugdtoernooi. Daarom laten wij blij zijn met de steeds groeiende interesse van het bedrijfsleven voor de sport. Wij zijn het in ieder geval met Smith's Chips." Onze vriend de Bie broer van onze nieuwe hoofdredacteur en ook in het bezit van een „vlotte pen" zal mij ten goede houden dat ik in de A.F.C.-Schakel hierop in ga omdat de figuur „sponsor" en de consequenties die hieraan ver bonden zijn ver buiten de honkbalwereld de aandacht trekken zeer zeker ook bij A.F.C. vanwege (alweer) de familie verhouding. Onze honkbal „dochter" is tot sport-„zuster" geworden en dit is misschien biologisch een beetje raar, maar zo liggen in de Goed Genoeg-familie nu eenmaal de verhoudingen. In de eerste plaats zie ik niet goed in waarom A.B.C. het bedrijfsleven „dankbaar" moet zijn omdat het als sponsor optreedt bij sportverenigingen. Het bedrijfsleven wil zijn produkten aanprijzen bij de consument en doet dit op velerlei wijzen. Die aanprijzing geschiedt via advertenties in de bladen, via reclameborden op de trams, via aanplakbiljetten op reclamezuilen en zo voort. Sinds kort kan die aanprijzing ook geschieden via „spots" op de televisie en thans ook via de ruggen van honkbalspelers. Dit zijn dus de zogenaamde „media", waarmee de fabrikant de consument wil bereiken. Het is in dit verband interessant om er op te wijzen dat bij A.B.C. alleen de spelers van het eerste negental die aanprij zing voor Smith's Chips tonen. Want dat eerste negental trekt publiek en het zal Smith's Chips een zorg zijn of A.B.C. nu beter materiaal kan kopen of beter kan trainen. Via de ruggen van de spelers van A.B.C. I bereikt Smith's Chips een publiek waarvan zij hoopt dat het haar produkt zal kopen. Vandaar dan ook, dat een clubblad een logisch medium is om artikelen aan te prijzen. Een clubblad wordt gelezen door een veelvoud van de leden waaraan dat clubblad wordt gezonden, de gezinsleden lezen het en vele anderen aan wie dat clubblad wordt toegezonden als bijvoorbeeld de Bonden, waarbij men is aangesloten, bevriende verenigingen en Pers. Een clubblad is een logisch medium om een advertentie te plaatsen. Maar en dat is, dacht ik, het punt waarom het gaat moet men ook een mens, in casu een sportman, als een der media beschouwen om zijn produkt bij het publiek aan te prijzen? En nu is grote aarzeling geboden want het bedrijfs leven durft dit in het dagelijks leven niet aan. Iedere morgen begeven tienduizenden zich naar hun werk. Per fiets, per auto, tram of bus. De onderwijzer gaat naar zijn school, de boekhouder, de correspondent, de kassier naar zijn kantoor, de vertegenwoordiger naar zijn klanten. En nu gaat het mij om dat laatste voorbeeld. Want U ziet in die tram of in die bus niet wie onderwijzer is of boekhouder of vertegenwoordiger. Ik zou wel eens willen weten hoe de Bond van han delsreizigers of vertegenwoordigers zou reageren als hun mensen gedwongen (of „verzocht" gedwongen is voor ons Amsterdammers een onverteerbaar woord) zouden worden om in tram of bus te zitten met op hun borst, rug of buik een aanbeveling voor het produkt dat zij die dag willen verkopen. Ik geloof dat er een storm van protest zou opsteken. En moet dit dan wel via de ruggen van spelers, die hun sport als amateur beoefenen? Ik zou mij kunnen indenken, dat iemand die individueel als vak beroepssport gekozen heeft hierover anders denkt. Als iemand wielrennen als zijn beroep heeft dan mag hij - dacht ik zijn trui laten beschilderen met de de woorden: „Gebruik X-Y-Z-banden". Dit is zijn „damned good right" en dan moeten hij en de fabrikant het maar eens worden over het bedrag dat hij van de fabrikant zal ontvangen voor die reclame op zijn kleren. Maar bij beoefening van een amateursport ligt de zaak toch anders. De amateur wordt lid van een vereniging omdat hij zijn sport óf individueel óf in groepsverband wil beoefenen. Hij kan zich om verschillende redenen aanmelden: hij doet het voor zijn ontspanning of voor zijn gezondheid of omdat hij weet dat zijn vriendjes in die vereniging zitten. Hij moet daarvoor een zekere contributie betalen een bedrag dat door de algemene ledenvergadering wordt vastgesteld na de uiteenzettingen van de Penningmeester te hebben gehoord. Nu kan het zijn dat die contributie zeer hoog moet worden. Dit te compenseren door de sportkleding van de leden ter beschikking te stellen als medium voor het aanprijzen van een produkt lijkt mij fout. Maar ja, als ik morgen in trein of tram mensen zie zitten met een band op buik. borst of rug: „Rook Turmac-sigaretten" of „Drink Coca Cola" of „Verslindt Smith's Chips" dan zal ik noodgedwongen aanvaarden dat de opvattingen over „menselijke waardigheid", „amateurisme" en zo helemaal zijn veranderd. Ned. Amateurelftal Het Nederlands Amateurelftal heeft het seizoen opnieuw met een nederlaag afgesloten al was het dan opnieuw op het nippertje en nu zijn er die in arren moede zeggen: „Laten wij ophouden met het Nederlands Amateurelftal. Tijd voor opbouw krijg je niet. Als we een goede ploeg bij elkaar hebben, wordt ze weggekocht door het betaalde voetbal en de uitslagen zijn een blamage." Het zou toch wel verschrikkelijk jammer zijn als dit gebeuren zou. Stel je voor, dat een van de populairste sporten in Nederland, met enthouiasme door honderdduizenden beoefend niet meer internationaal vertegenwoordigd zou zijn. Inderdaad verliest de amateur-oranje elf met monotone regelmaat maar lang niet zo erg en beschamend als het officiële Nederlands elftal in de jaren voor Karei Lotsy aan het bewind kwam. Het is stellig waar, dat dit Nederlandse amateur elftal een soort duivenplat is, maar dat is „all in the game." Natuurlijk zal het betaalde voetbal een zuigkracht blijven voor begaafde amateurs maar de „scouts" van het betaalde voetbal hebben hun ogen heus niet in de zak. Zij hebben de begaafde amateurs meestal op de korrel vóór zij officieel in de nationale ploeg gekozen worden. Het zou ook daarom zo jammer zijn omdat het amateur voetbal in de opgaande lijn is en de klap van de splitsing aardig te boven is. Wij kunnen er trots op zijn dat A.F.C. hieraan heeft bijgedragen zowel organisatorisch als sportief. 5

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1967 | | pagina 5