Mixed Pickles
Ir» de lichtcirkel
(31
uequnstiGinq van onze AöveRteeRöens, houöt öe schAkel in stAnö
Méér doen.
elezen in het clubgebouw van Quick, den Haag: .,Als ge niet méér doet dan ge moet doen, dan doet ge te weinig." Dat
vind ik een hele mooie kreet.
Bravo. Sportkroniek.
Wij hebben helaas wel eens moeten wijzen op gebrek aan voldoende berichtgeving en (wellicht ook daardoor) gebrek aan
waardering inzake het amateurvoetbal in het officieel orgaan van de K.N.V.B., de Sportkroniek. En daarom is het des
te prettiger om met voldoening te kunnen wijzen op het voortreffelijke redactionele onderschrift, dat de Sportkroniek gaf
op een ingezonden stuk van onze stadgenoot de heer Ph. K. Corstens (bekende naam in de Volewijckers). Het ging hier om
de vraag of een stad als Delft, geklemd tussen den Haag met A D.O. en Holland Sport en Rotterdam met Feijenoord
en Sparta wel of niet een eigen club in het betaalde voetbal kan hebben. Corstens meende van wél en de Sportkroniek
meende van niet. Corstens kwam tot de volgende conclusie:
„Elke betalende club die in moeilijkheden komt zal elke strohalm aangrijpen, welke haar kan redden van de vernede
rende degradatie naar de allerlaagste amateurafdeling van de K.N.V.B."
De reactie van de Sportkroniek reageerde op die zin als volgt:
„Overigens vermogen wij in het geheel niet in te zien waarom de heer Corstens terugkeer van een semi-profclub naar
bet amateurvoetbal aanmerkt als een vernederende degradatie. De amateursport staat op een zodanig niveau, dat het
betaalde voetbal zich daaraan vaak kan spiegelen. Voor gevoelens van vernedering is geen enkele aanleiding. Integendeel".
Het is bijzonder prettig dit te kunnen vermelden.
Vreemd.
Er gebeuren overigens toch wel vreemde dingen in onze sportwereld. Een paar maanden geleden hadden wij het er over
dat de prof-voetbal Iers en de semi-profvoetballers het niet zo gek zouden vinden als zij namen van producten op hun sport-
kleding als reclame gingen dragen. Dertien jaar nadat betaald voetbal in Nederland werd ingevoerd is dit een punt van
discussie. Maar de amateur-honkballers zullen beslissen (of hebben al beslist) dat zij namen van producten van hun „spon
sors" op hun jacks zullen gaan dragen.
Vreemde dingen. Er wordt gemompeld, dat er amateurclubs zijn, die „onder de tafel" spelers betalen. Dat zal wel
zou er onder zoveel amateuristisch koren geen betalend kaf zitten? Maar nu het omgekeerde. Zwolse Boys zit financieel
in de penarie en wat zégt de aanvoerder van Zwolse Boys in de algemene vergadering: „Zo lang de club in nood zit, zal ik
mijn salaris terugstorten in de clubkas." (Daverend applaus).
Het is allemaal aangrijpend. Beroepsvoetballers weten niet of ze „Rook weet ik veel" op hun shirt mogen schilderen.
Amateurhonkballers denken, dat zij dat wél mogen doen. Stoute amateurclubs zeggen ze betalen „onder de tafel" en
clublievende betaalde voetballers storten alles in de clubkas terug. Om een heel oud gezegde te gebruiken: „Wie lacht niet,
die de mens beziet?"
Traditie.
Het is misschien een beetje brutaal om het te schrijven van iets, dat voor de eerste keer bij ons plaats vond: Ik ben
overtuigd, dat het bal-masqué dat op 3 februari enige honderden leden tot de vroege ochtend kostelijke vreugde en jolijt
bood, de aanloop geweest is van een traditie en dat het „kam-afval" een jaarlijks terugkerend festijn zal zijn. Het is mooi
raak op „Goed Genoeg" deze sombere wintermaanden: Kienavond, Jubileum Jaap van Nek, Nieuwjaarsfeest, zilveren hu
welijk Teun en Corrie Wiggemansen, bal-masqué „wij hebben ook nóóit eens wat" zou Chris Oolders zeggen. Je zou
„tussendoortjes" als het thé-dansant na de artisten-voetbalwedstrijd voor het Koningin Wilhelmina Fonds nog bijna ver
geten te vermelden in al dat feestrumoer.
Ik heb tweemaal mensen spontaan horen zeggen: „Er is maar één club in Nederland, waar zoiets kan." Dat was na de
Nieuwjaarswens en na het bal-masqué.
Ja, er is maar één club in Nederland, waar dat allemaal kan. Is er dan toch van een wisselwerking sprake? Zou het dus
toch zo zijn ik denk aan hetgeen Galavazi in slappe tijden altijd volhield dat de gezelligheid en de „ambiance" van
A.F.C. slechts dan volledig tot hun recht komen als de resulLaten op de groene velden uitstekend zijn? Ik denk even terug
aan ons jaardiner. In de vorige Schakel is de uitstekende speech van Nico van Til gememoreerd. Maar was het daverende
enthousiasme van de disgenoten na zijn speech nu alleen toe te schrijven aan de kwaliteit van de redevoering? Wij heb
ben altijd wel aanvoerders gehad, die hun woordje konden doen. (Ik heb wel eens in een sarcastische bui gezegd. „Als we
het met smoezen konden winnen, werden we kampioen van het heelal.") Neen, die enorme reactie op van Til's toe
spraak was mede daaraan toe te schrijven, dat hier een man gesproken had. die trots en gelukkig was aanvoerder te
zijn van het eerste elftal van de grootste voetbalclub van Amsterdam en een der sterkste van Nederland. Er is wél een
wisselwerking. Galli had gelijk. J- W.
GERARD VAN NIGTEVEGT
Rijk leven
..Tk heb een rijk leven gehad en dat heb
ik nog steeds". Dat zegt Gerard van
Nigtevegt. En als ons ere-lid deze woor
den uitspreekt, doelt hij met name op
zijn carrière bij de Heineken's Bierbrou
werij. Een bijna ongelofelijke carrière die
in 1919 begon toen van Nigtevegt als
veertienjarige jongen voor het eerst bij
de brouwerij binnenstapte. Hij herinnert
zich nu nog letterlijk de woorden die de
heer Heineken tegen het kersverse perso
neelslid sprak: „Iedereen die hier binnen
komt, draagt de maarschalkstaf in zijn
ransel". Wat de heer Heineken toen na
tuurlijk niet wist was dat zijn woorden
later bewaarheid zouden worden. Twee-
en-veertig jaar lang heeft Gerard van
Nigtevegt de brouwerij gediend totdat
hij er in 1960 op 56-jarige leeftijd een
streep achter zette. Wat niet betekent
dat hij voor de brouwerij verloren is
want nog steeds wordt zijn advies daar
hoog op prijs gesteld.
Steunpilaar
Begonnen als vatenschrijver op de af
deling expeditie ontwikkelde de heer van
Nigtevegt zich later tot één van de steun
pilaren van de brouwerij. Een steunpilaar
op het gebied van de internationale fis
cale en financiële problemen die een zo
wijdvertakt concern als Heineken telt.
Op de afdeling hoofdboekhouding, waar
5