Mixed Pickles
Bequnstiqinq van onze aöveRteeRöeRs houöt öe schakel in stanö
Aarzelende sanering
U ven leek het erop of wij met de sanering van het betaalde voetbal de goede kant uitgingen. Het zag er naar uit, dat de
K.N.V.B. met 60 betalende voetbalverenigingen het nieuwe seizoen Zou ingaan en dat deze ingedeeld zouden worden
in drie klassen: Een Ere-Divisie, een Eerste Divisie en een Tweede Divisie.
Het is er helaas (nog) niet van gekomen, ook voor ons amateurs helaas, want in wezen zijn amateur- en profsectie geen
concurrenten, maar complementen. Voor de voetbalwereld in haar geheel gezien is het alleen maar een voordeel, als het
beide groepen goed gaat.
Toch zijn er zo langzamerhand al heel wat semi-profclubs verdwenen. Toen de inschrijvingen voor het betaalde voetbal
destijds werd opengesteld, meldden zich 110 verenigingen aan. Hiervan kreeg een kwart al koude voeten vóór de race
begon en zo begon men het betaalde voetbal met 83 verenigingen. Al met al is daarvan nu een kwart afgevallen: het ziet
er momenteel naar uit, dat de competitie 1965/1966 betaald voetbal met 61 verenigingen van start gaat. Een Ere-Divisie
van 16 clubs, een Eerste Divisie van 15 clubs en twee Tweede Divisies van 15 clubs.
Ontevreden
Dat verschillende semi-prof verenigingen ontevreden zijn behoeft geen betoog. Het aantal thuiswedstrijden in de
Eerste en de Tweede Divisies wordt kleiner en de salarissen worden waarschijnlijk hoger. En dat in een bedrijfstak, die
op zijn zachtst gezegd „weinig florissant" mag heten.
Wat die indeling en de promotie-regeling aangaat hebben wij ons echt kwaad gemaakt. Gewoon sportief kwaad ge
maakt, want als A.F.C.er hebben wij er in de praktijk niet mee te maken. Maar hoe is het toch mogelijk, dat een kam
pioen (D.F.C.) niet promoveert, maar nr. 3 (Xerxes) wél? Nu kan men wel zeggen: Dan had D.F.C. die eerste beslissings
wedstrijd tegen Cambuur maar moeten winnen, maar dat is het punt niet. Wij zouden wel eens willen weten, of er één
sport te noemen is, waarbij de kampioen niet promoveert en nr. 3 wel.
Een ander staaltje van niet-zindelijk denken heeft E.D.O. ten beste gegeven. Om tot sanering van het Haarlemse voetbal
te komen, kreeg E.D.O. in totaal 100.000,— aangeboden als het de gelederen van het semi-professionalisme verliet en
terugkeerde naar het amateurisme. Nu zijn er verschillende redenen te bedenken, waarom E.D.O. zou weigeren. „Wij
voelen ons prettiger bij betaald voetbal" „Wij hebben juist een paar geweldige voetballers aangetrokken en gaan
een gooi doen naar promotie" of wat dan ook. Maar het motief, waarop E.D.O. het aanbod weigerde is werkelijk
verbazingwekkend. Het aanbod werd afgeslagen omdat E.D.O. nog geen schuld heeft! Op z'n Zwitsers gezegd:
„Da hórt alles auf."
Overigens leert het verloop weer, hoe gevaarlijk het is voorspellingen te doen. Dat geldt trouwens niet alleen in de
voetbalwereld. Wie in 1945 voorspeld zou hebben dat binnen 20 jaar de Duitse valuta de sterkste in de wereld zou zijn
en de Amerikaanse dollar zou staan te bibberen als een juffershondje zou zeer waarschijnlijk voor een Bijzonder Ge
rechtshof zijn gesleept.
En wie in 1955 zou hebben voorspeld, dat nog geen tien jaar later aan prof-clubs een ton zou worden geboden als
zij nu maar als-t-U-blieft wilden opdonderen naar de amateursectie, zou zeer waarschijnlijk wegens ernstige storing
van geestvermogens int de Bondsvergadering zijn verwijderd
Begripsverwarring
De begripsverwarring tussen amateurisme en professionalisme duurt voort. Bob Spaak overigens naar onze smaak de
beste T.V.-reporter, waarover Nederland momenteel beschikt deed onlangs een treffend verhaal. Tijdens wielerwedstrij
den in Friesland werd een premie uitgeloofd; een van de renners zegt tegen een collega, wijzend op nummer drie: „Zeg,
laat Jan die premie winnen. Hij is gisteren vatler geworden en kan de centjes natuurlijk best gebruiken."
Dit nu is een nobel gebaar, dat waardering verdient. Deze renner lag kennelijk goed in de course, want anders had hij
dit niet behoeven te doen en te zeggen. Een prima vent met het hart op de goede plaats.
MaarBob Spaak vertelde overigens ook met grote waardering dat dit was gebeurd tijdens de amateur-wieler
wedstrijden in Friesland. F.n daar hebben wij nu wéér die verrekte begripsverwarring, waarover wij het in ons vorig
nummer ook al hadden. Amateurs rijden namelijk niet voor geldpremies, want als zij dat doen, dan zijn zij geen amateurs.
Goed toeven
Wij kennen ons bloedeigen „Goed Genoeg" en H.B.S. zou aan haar thuishaven wel de naam „Goed Toeven" mogen
geven. De kade van die thuishaven heette dit keer „Houtrust Rotonde" waar onze jaarlijkse biljartwedstrijd tegen H.B.S.
werd gespeeld. Als ik zeg „onze" is dit een beetje overdreven. Nu ik in Den Haag woon eigenlijk een vreemde plaats
van emigratie voor een Amsterdammer waren de coryfeeen tan het Goed Genoegse groene laken wel zo attent om mij
op te bellen en mij een positie als supporter aan te bieden. Meedoen was er echter niet bij. Mijn hoogste serie (libre) is
4 en dat werd bepaald onvoldoende geacht om mij op de H.B.S.-ers los te laten. Zouden zij wel gewild hebben!
Naar wat ik van de wedstrijden heb gezien, is het maar goed dat de taak van de supporters beperkt blijft tot het
revancheren van aangeboden consumpties en tot het meebou wen aan een hoogstaande conversatie. Dat lukt in Den Haag
altijd vrij gauw. Want al zou de conversatie niet direct hoog staan, door het timbre en het accent lijkt het al gauw hoog.
Ik doe bij dergelijke avonden in Den Haag altijd enorm mijn best, maar weet dan nooit of het helemaal lukt. Ik moet
dan altijd aan mijn grootvader zaliger denken. Die organiseerde, toen hij 70 werd, een poppenkast-vertoning voor alle
kleinkinderen. Toen die poppenkast-man kwam om af te spreken, zei mijn grootvader: „Beste man, we moeten één
ding goed afspreken. Ik wens geen ruwe taal in mijn huis. De ki ideren worden christelijk opgevoed. Geen G.V.D., geen:
Katrijn ik zal je op je lazerij komen". Waarop deze artist, die zijn hele folkloristische gaven de mist zag in gaan, zei: „Alles
goed en wel meneer, maar „salontaal twee gulden extra."
Dat is een familiekreet geworden. Dus als ik een avondje in Den Haag uitga, dan denk ik aan die kreet. Maar het is
moeilijk. U begrijpt wel: je zit gezellig te kletsen en iemand zeg-, iets, waarmee je het helemaal niet eens bent. Dat kan op
zo'n avondje lopen van de transferbedragen tot de vraag, of wij nu wel of niet zo'n slechte zomer hebben door dat gedoe
met die ruimtevaart. In zo'n debat zeggen ze in Rotterdam: „Jij bent hardstikke gek". In Amsterdam zeggen ze „Drie
tegen één dat je fout zit. Ik weet wel een vent waar je het kunt informeren. Gedaan? Om een knaak!" In Den
Haag zeggen ze: „Sorry m'n waarde, maar ik zie dit anders."
Dat is natuurlijk wel „effe wenne". O, ja, A.F.C. heeft gewonnen. Maar het ging om „de keizer z'n baard". En ik
vraag mij af wélke baard van wélke keizer. Zo zou ik ook graag willen weten, wat de „kaarten van takkebos" zijn
als er te traag gespeeld wordt. En of Pichegru wérkelijk gezegd heeft: „Wat nu?" Als hij al iets gezegd heeft, zal het
wel geweest zijn: „Que maintenant?" Maar dat rijmt dan niet op Pichegru.
Het leven zit toch maar vol problemen. J. W.
3