Mixed Pickles poolt allen mee, het is voor a.f.c. 8 (vervolg) III E. Brusse 3 (14) 146 18 8.11 A. F. Hoefkens 7 (14) 194 18 10.78 (W. J. Brusse) 159 14 (A. J. H. Noliet) 250 13 IV H. Roll 4 (16) 199 29 6.86 R. Staats 16 (16) 305 15 20.40 Veldwerk. En nu de prestaties in het veld. Dat was bij ons in de hogere regionen niet zo om over naar huis te schrijven. Rudi Janssen maakte 16 slachtoffers, maar staat daarbij in de Eerste Klasse A toch nog slechts op de 7de plaats. (Schoonheim van V.O.C. veroverde 26 scalpen en Siep Mulder van V.R.A. maar één minder.) R. v. d. Maas en Milner vingen zes bats- lieden uit en van Waesberghe en Henk van Weelde boekten hetzelfde resultaat, maar staan toch onderaan omdat bij gelijk aantal slachtoffers de stand alphabetisch wordt opgemaakt. Zij hebben alleen Wories van V.R.A. onder zich In II B staat R. Dukker nummer 3 op de lijst van de Koppensnellers met 13 „koppen". (Commerel van V.U.C. 24 en Reman van Hilversum 17). Dan zien wij nog vermeld J. Nefkens (7), v. d. Hurk, Schooneveldt en van Waesberghe met ieder 6 en Abendanon en van Kranendonk met ieder 5 slachtoffers. Bij het derde waren Hoefkens en Swart nog het meest succesvol met 7 catches. J. Prent Sr. bracht 6 batsmen tot tranen, maar varieerde het motief tot het gesnik; caught 4, stumped 2. Maar J. Mazure van H.D.S. en zijn clubgenoot A. Peters ver oorzaakten veel meer gekrijt: 11, resp. 10 snikkerds. De fielders van ons vierde hadden blijkbaar een heel zacht gemoed. Zij staan bij de zachtmoedigste beulen: H. Lans en B. Pil ieder vier. Mijlpalen A.C.C. bereikte weer veel mijlpalen op de met mijlpalen letterlijk bezaaide weg, die Brinio Kleefstra voor de cricketclubs uitzet. Op 9 augustus boekten wij onze 50ste draw en op 23 augustus sloeg A.C.C. haar 50.000ste run. En Rikse sloeg op 19 juli zijn 1000ste run voor A.C.C. Ik heb het gevoel, dat wij heel wat rondjes bij het passeren van die mijlpalen te kort zijn gekomen. Maar... "if winter comes, can spring be far behind?" VOETBALLERS TOEN EN NU Het boek, dat uitgekomen is ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de K.N.V.B. „Voetballers toen en nu" is nogal met gemengde gevoelens ontvangen. Allicht, want het wijkt af van de usantiele gedenkboeken en als je in dit land afwijkt van het usantiele, dan is de critiek niet mals! Dat boek dan bevat geen levensbeschrijvingen en foto's van „hen, die onze Bond groot maakten" noch van „hen, die offers brachten voor de lichamelijke opvoeding van de vaderlandse jeugd." Dus hebben dozijnen lieden, die denken, dat zij de Bond groot maakten en offers brachten voor de enzovoort op voeding van de enzovoort jeugd er danig de smoor in. Dan heeft de samensteller, prof. Maarten Rooij, oud-hoofdredacteur van de N.R.C. de moed gehad om slechts zeven lieden uit te nodigen dit boek vol te pennen. Als U nu nagaat, dat van die zeven lieden er maar twee „full-time" sportjournalist zijn (Ad van Emmenes en Jan Cottaar), één dit niet meer is (Klaas Peereboom) en één de voetbaljournalistiek meer als vrijetijdsbesteding beschouwt dan als bijverdienste (accountant Jac. van den Berg), dan begrijpt U het zo langzamerhand wel. In zijn woord vooraf noemt Rooij dit prachtig uitgevoerde, even kostelijke als kostbare boek „een bundel opstellen", hetgeen men rustig de „understatement van het jaar" mag noemen. Journalistiek gesproken is de bijdrage van Jac. van den Berg „Zo maar iets" de beste. Hij springt van de hak op de tak, badineert, memoreert en critiseert en plaatst daarbij de ene voltreffer na de andere. Over vechtpartijen op en om het veld: „Dat komt allemaal voort, zeggen boze mensen, die ons spel niet welgezind zijn uit al de zilverlingen die met dat voetbal gemoeid zijn. Wel, laat dergelijke gedachten maar rustig door het fonteintje spoelen. In 1919, toen het alom nog echte amateurs waren, greep een Watergraafsmeers politieman naar zijn hellebaard, om de massa te kalmeren, toen spe lers van Ajax en A.F.C. ietwat door het behang gingen. En prof. Snapper, een befaamd medisch deskundige en in de jaren twintig ook een bekend scheidsrechter, heeft zich in Schiedam na een wedstrijd door vieve sprongen over hekken en sloten behoed voor pijnlijke prikken met locale hooivorken." Over de habitus van de voetbalkijker: „Het is wel eens voorgekomen dat in Amsterdam op dezelfde voorjaarsdag Nederland tegen België voetbalde en in het Concertgebouw de Mattheus werd gespeeld. De Mattheusgangers en de voetbalvaarders kruisten door en langs elkaar in de Lairessestraat, maar er kon geen enkele twijfel aan bestaan wie waarheen ging. Beide groepen hadden een vreugdevolle vrijetijdsbesteding voor ogen, maar het perspectief was ongelijk. De muziekminnaar weet wat hij zal gaan genieten: het Concertgebouworkest en het koor van Toonkunst. Heeft hij een carrière als bezoeker opgebouwd, dan kent hij de par tituur, de noten en de tempi. Het staat bij voorbaat vast dat Bernard Haitink geen des laat spelen waar een e moet klin ken en het is uitgesloten dat het orkest een Andante cantabile ombuigt tot een Allegro non troppo. Geen verrassingen voor hem, maar zekerheid. Hoe geheel anders kijkt de voetbalganger in de toekomst. Zijn club heeft een fijne rechtsbuiten, jawel, maar wie zegt hem dat die jongen niet door een of andere oorzaak juist deze middag zijn Allegretto con brio laat schieten voor een Poco ritenuto. En op de middenvoorplaats loopt een knaap zó maar misschien blaast hij vanmiddag een fis voor een f en schiet voor open doel tweemaal tegen de paal en eenmaal over de lat. Neen, de voetbalkijker weet niets bij voorbaat; hij weet alleen dat hij niets weet." Over de pers: „Wat opvalt bij het wroeten in oude geschriften is dat de pers zich veel intensiever bemoeide met de voetbalpolitiek, aanmerkelijk feller en ook vaak persoonlijker. De Bond zelf liet in min of meer officiële uitgaven als de „Voetbalalmanak" ook dingen schrijven waarbij men zich niet behoefde af te vragen wat bedoeld werd. Een „almanak" uit de jaren vóór 1914 gaf het volgende profiel van de redacteur van het officieel orgaan: „Volkomen onbekwaam, hij heeft van zinsbouw even weinig verstand als van logica. Aardigheden van een genre dat misschien onder wielrenners op gang maakt, geven algemeen aanstoot." Maar wat de heren journalisten aan het papier toevertrouwden was ook niet mis. Raak was veelal de kritiek van de aanvoerder van het Amsterdamse R.A.P., J. C. Schroder, de latere hoofdredacteur van de Telegraaf. Een kampioenswedstrijd van R.A.P. tegen P.W. werd geleid door Jasper Warner die levens Bondsvoorzitter

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1965 | | pagina 8