Mixed Pickles
pooLt Allen mee, het is voop A.f.c.
(vervolg)
Als nu iemand in A.F.C. nog eens durft te beweren dat wij zoveel geluk hebben dan zal ik hem persoonlijk beschadigen.
Niks mazzel! Ik zeg maar: Leve het bestuur, leve de elftal- en jeugdcommissies, leve trainer Van Dijk en leve de club
liefde, de gezonde strijdlust en de trainingsbereidheid van onze elftallen.
Billard
De zaal van „Het Zuid" in Den Haag, waar de billardwedstrijd H.B.S.—A.F.C. gespeeld zou worden, was gemakkelijk
te vinden. Cor Peperzeel stond aan de ingang te lachen en ik verzeker u, dat je dat in het stille Den Haag een kilometer
ver kunt horen! De wedstrijd was boeiend, gezellig en stond op behoorlijk niveau. Hoogtepunt was de partij van Van
Kesteren—Wim Staats, door „ons" gewonnen, al vond ik de handicap voor Van Resteren wel erg zwaar. Hij moest 300
caramboles maken (cadre) tegen Wim Staats 175 (libre). Dat neemt niet weg dat Wim zijn 175 caramboles keurig en in
vlot tempo bij elkaar „batte". Als Wim zijn jas uil heeft en met zijn dikke buik over het billard hangt, is hij niet mooi,
maar het resultaat is wel zeer gunstig. Arie Mets, 70 maar helemaal not out vocht als een leeuw, maar had weinig „veine"
en Harry Scheepstra was de fijne technische tacticus die hij ook bij voetbal meent te zijn.
Wat in Den Haag echt prettig is zijn de goede manieren. Een gentleman met een wit jasje komt naast u staan en
zegt met gevoileerde stem: „H.B.S. vraagt wat u gebruiken wilt, meneer." Dat klinkt toch heel wat gedistingeerder dan
het: „Hei, ober een rondje voor de hele zwik" aan de boorden van de Amstel.
Oude clubs
„Stukkies schrijven" is maar een rare bezigheid. Soms heb je een enorm knap artikel geschreven zwaar bepeinsd
en tot de uiterste consequentie doordacht en dan krijg je geen hond achter de warme kachel vandaan. Soms doe je
iets „met de losse hand" en dan gaat iedereen zich met het geval bemoeien.
Als bevrijde Leidenaars op de hutspot (toen nog zonder klaprib, hè Jaap van Nek?) is men zich gaan storten op de
leeftijds- en vestigingstabel van de oude clubs. De H.F.C.-er nam het stuk over, maar schrapte U.D. van de lijst en stelde
zichzelf als de oudste voetbalclub van Nederland voor. Want, schrijft de H.F.C.-er, U.D. mag dan in 1875 opgericht zijn,
het heeft tot na f890 geduurd voor U.D. ging voetballen. Vóór die tijd werd bij U.D. alleen maar cricket gespeeld.
Ik heb zowel Ad van Emmenes die de gegevens verzamelde als Herman Lugard, de onverwoestbare hoofdredacteur van
het UD. Kanon, opgebeld ende mededelingen van de H.F.C.-er kloppen In de boeken van de K.N.V.B. is U.D. welde
oudste club, maar inderdaad speelde U.D. minstens 15 jaar alleen cricket, terwijl H.F.C. (vier jaar later opgericht dan
U.D.) direkt als voetbalclub startte. Dan is H.F.C. dus onbetwist de oudste voetbalclub in Nederland.
Nu ik het toch over de H.F.C.-er heb als jullie ons weer eens citeren, schrijf dan niet over „de A.F.C.-er", maar
over „de A.F.C. Schakel". Want dit is de SCHAKEL die komt binden de oude club aan d'oude vrinden, de vrinden
van de A.F.C. Nu al meer dan veertig jaar.
Boys day.
Willy Brusse heeft met zijn propaganda-actie voor A.C.C. 41 kinderen verwekt en dat vind ik op zijn leeftijd een
hele prestatie. Ook dat zal wel een nieuw record zijn. Zou ooit een cricketclub in Nederland met een propaganda-actie
41 adspirantleden hebben weten in te schrijven? Maar tja, je vangt ze makkelijker in Buitenveldert dan achter het
Twentsche Bank-terrein en je moet ten slotte vissen waar vis zit. Zo werd de boys-day van A.C.C. een daverend succes
en terwijl A.F.C. één bezig was de Spartaan aan het spit te rijgen, speelden zich op het cricketterrein de ontmoetingen
af tussen dat grut. Er zijn bij deze nieuwelingen in de edele cricketsport opmerkingen gemaakt en vragen gesteld die
de moeite waard zijn om aan de vergetelheid te worden ontrukt. Eén van de leermeesters zegt tegen een „batsman" van
3 turven hoog: „Kijk, nou begin jij te lopen als je vriendje daar aan de andere kant de bal wegslaat". Zegt het
jongetje: „Neemt U mij niet kwalijk mijnheer, dat is mijn vriendje niet. Mijn vriendje staat daór". Een ander
batsmannetje, kennelijk opgevoed in enige bloed-aan-de-paalwedstrijden bij voetbal zegt tegen zijn mede-batsmannetje:
„Zeg, ze hebben hier twee eerste klasse scheidsrechters. Kijk uit hoor, we kunnen niets uithalen". Een kereltje wijst
op Gerrie Stallmann en zegt tegen zijn vriendje: „Is dat je pa?" Waarop hij na het ontkennende antwoord zegt: „Oh,
dan is het zeker je opa?" Aan één der veelbelovende knaapjes werd gevraagd: „Heb je al gescoord?" Waarop die
aanstaande Wally van Weelde opgewekt antwoordt: „Nee mijnheer, ik heb alleen maar gebat". Loes Stallmann
maakte als gewoonlijk een hele mooie opmerking. Zij keek uit het clubhuis naar dat leuke gedoe en zei alleen
maar „Ze moeten voortaan wel vier zijn voor ze kunnen meedoen". Maar enfin, wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.
Gé Bosch f
Het bericht kwam om een uur of vijf, die middag waarop de competitie van de Eerste Klasse A beslist werd Een club
huis met louter opgewekte mensen en dan zegt een goede vriend: „Zeg het niet verder, want dat willen ze niet Maar Gé
Bosch is dood."
Die schok is even niet te verwerken. Ja, hij was al lang niet zo best maar Gé Bosch, officieel J. G. M. Bosch, oud
penningmeester, schenker van de A.R.O.L.-beker, van de Nobelprijs, van de J. G. M. Bosch-beker, helper in nood, broer
voor zijn broers, vriend voor zijn vrienden, kon toch maar niet zo maar dood zijn. Stil liggen in de Boerhave-kliniek
terwijl het bedrijf op A.F.C. zo maar doorging.
A.F.C. had zijn hart. Hij was geen „geboren" A.F.C.-er, maar kwam als ik het wel heb in 1916 van Ajax naar ons
over. Hij had toen al enige prima prestaties op atlethiekgebied op zijn naam. In A.F.C. kwam hij snel naar voren,
als speler niet zo groot, maar als bestuurslid, organisator, initiatiefnemer onvoorstelbaar en onvergelijkelijk. Hij was een
dergenen, die A.F.C. tijdens de débacle „opving". Met zijn adviezen, zijn financiële steun en zijn initiatieven.
Met dus ook zijn financiële steun. Want die sprietmagere, hardlopende effectenbediende was toen al op weg
naar een briljante carrière in de financiële wereld. Hij was 30 jaar, toen hij erelid werd van A.F.C. dat is héél jong.
Groter eer werd hem (en zo verdiend) bewezen door een hoge Koninklijke onderscheiding.
Helaas werd Gé Bosch op betrekkelijk jonge leeftijd lichamelijk al niet wel. Hij ging „sukkelen". Hij trok zich dat
misschien wel iets te veel aan. Gé Bosch kon echt „tobben" en zijn „jonge-lief, ik zal jou eens wat vertellen" kreeg
een pessimistische toon. Maar zijn belangstelling bleef onverflauwd ondanks de lichamelijke handicap voor zijn
gezin, zijn zaak, zijn club, zijn vrienden. Hij was zorgelijk, maar ook zorgzaam.
Zorgzaam dat is geloof ik, het woord, dat het beste past bij wijlen Gerard Bosch. Er zijn heel veel mensen, die
deze mens, die nooit op de voorgrond wilde treden, nooit zullen vergeten.