Qodfrïed
F. JONGKIND
Kopstoten
C.J.
EiecOia-teeAnilcA RuAeau.
MAKELAAR
DE LAIRESSESTRAAT 133, AMSTERDAM-Z.
MAATKLEERMAKERIJ
BequnstiqinQ van onze aöveRteeRöens, houöt öe schakeL in stanö
on
Kop
In de vorige „Schakel" wijdt J. Tj.
Steensma woorden aan de overkoepe
lende titel (Wat iedere A.F.C.-er behoort
te vergeten) van mijn maandelijkse bij
drage en concludeert, dat er zo langzamer
hand geen sprake meer is van uitsluitend
goedmoedige roddeltjes, waarbij hij on
der meer aanhaalt mijn Clochemerle-
relaas, dat hij geen zaak acht om te ver
geten. Hij adviseert dan ook mijn kopje
te veranderen.
In wezen heeft Jan volkomen gelijk.
Maar wie bekent gaarne zijn ongelijk?
Omdat echter geen mens zonder ijdelhe-
den is voel ik mij gestreeld door het feit,
dat men blijkbaar niet wil vergeten. Dat
evenwel mijn kop in het geding is ge
bracht is een schokkende ondervinding.
Ik ben er eens in aandachtige beschou
wing voor gaan spiegelen. Toegegeven zij,
dat de natuur mij beter had kunnen be
délen, maar angst voor het chirurgisch
lemmet heeft mij doen besluiten mijn kop
te laten voor wat hij is.
Inmiddels heeft u begrepen, dat ik be
reid ben gebleken het opschrift van mijn
notities te wijzigen. Hopelijk is hierdoor
een gevoel van onbehagen weggenomen.
H.V.V.-pickles
Mijn goede vriend Jo Wijnand eind
augustus 40 jaar getrouwd waarvoor een
gelukwens hier op zijn plaats gaat in de
vorige „Schakel" in op mijn woorden over
de degradatie van H.V.V. aan het einde
van het seizoen 1961/62 en stelt, daarbij:
„eerst leer je een aap klimmen en dan
poept-ie op je hoofd." Ik geloof niet in
staat te zijn tot zulk een precisie-werkje,
maar wil wel in alle ernst opmerken, dat
een „heel link stukkie", ingekapseld en
wel, nooit door mij bedoeld is. In wezen
ben ik het geheel eens met zijn conclusie,
dat elk kampioenschap verdiend behaald
wordt. Als logische consequentie stelde ik
echter, dat dan ook elke degradatie na een
vol seizoen rechtvaardig is voor een onder
aan geëindigde club. Zonder kennis te
hebben van de toedracht rondom H.V.V.
wilde ik mijn conclusie (met spijt voor de
Hagenaren) zonder meer handhaven. Ik
vroeg mij slechts af, of de Haagse club
er dit seizoen (1962/63 derhalve) in was
geslaagd resultaten te behalen. Zo niet,
dan versterkt dat mijn idee betreffende
rechtvaardige afdaling naar de derde
klasse. In Amsterdam verneem je zo wei
nig van de derde klasse west II, zodat ik
alleen maar benieuwd was naar nadere
informatie over het laatste resultaat in
Den Haag. Wellicht kan die nieuwsgierig
heid nog eens bevredigd worden.
Sportsmart
Nog in augustus kwamen ter voorberei
ding van het nieuwe seizoen de elftallen-
commissies A, B, C en jeugd in ampele
besprekingen bijeen voor het samenstellen
van steeds meer elftallen. Het resultaat
was, dat er door alle gelederen heen nogal
wat teleurgestelde, ambitieuze voetballers
rondliepen met het sterke gevoel te zijn
ondergewaardeerd. En wat doet een mens
in zijn ontgoocheling? Hij zoekt steun en
troost bij lotgenoten. Zo kon het gebeu
ren, dat zo maar op een avond de socië
teit vol zat met lieden, die collectief hun
smart beleden. Juist ja, ik was er ook bij.
Maar ten slotte is het toch nog gezellig
geworden. En vermoedelijk zal over luttele
weken al het leed door het merendeel zijn
vergeten. Ook in een lager elftal is de bal
rond en „dat opgepompte stukkie leer"
(Willy Brusse) zal ons wel blijven loute
ren.
Waardering
Wie zo periodiek zijn bijdrage aan de
„Schakel" levert kan het overkomen, dat
bij ontmoetingen met clubgenoten bijval
of walging over hem wordt uitgestort. Bij
een bliksembezoek aan een notoir Amster
dams Dierhuis overkwam het mij een
A.F.C.-er aan te treffen, die onmiddellijk
enthousiast zijn adhaesie begon te betui
gen met een van de laatste aan mij toege
schreven bijdragen. Uiteraard zette ik mij
mild in postuur, bereid verder huldebe
toon te incasseren. „Vooral dat stukje over
dat A.F.C.-shirt boven je bed vond ik
hardstikke goed", meende mijn mede-
voetbalbroeder. Nu moet ik u in vertrou
wen bekennen nimmer zulk een bijdrage
te hebben afgescheiden, maar ter plaatse
heb ik in lafhartig zwijgen vriendelijk
glimlachend dank gesimuleerd. De aan
vaarde dank zij hier aan de werkelijke
steller (wellicht Charlie?) geëndosseerd.
Latijn
Onderwerpen van zeer uiteenlopende
aard worden op clubavonden aan de bar
meestal nogal uitputtend besproken. Een
zeer diep gesprek over het zoetwatervissen
met een of meer hengels had ik evenwel
nog niet vernomen. Te anderer zijde van
de tapkast plaatste Joop Bakker over dit
onderwerp een blijkbaar deskundige op
merking, die de vraag ontlokte waarop
hij dan wel viste. „Dat weet ik nooit
precies", was het antwoord. „Ik ken al
die merken niet zo best".
AD ONDERDELAT
In het boekje „Buitelingen" van God
fried Bomans trof ik een bespiegeling
aan naar aanleiding van de door Klaas
Peereboom geschreven brochure over
Abe Lenstra. Het leek mij nuttig u hier
van even te laten mee genieten, alhoewel
het mij niet bekend is, of overname
geheel of gedeeltelijk en al dan niet met
bronvermelding geoorloofd is. Mocht
dat niet het geval zijn, dan haast ik mij
te bekennen, dat ik het proza van de
Haarlemse letterkundige op zeer hoge
prijs stel, zulks als verzachtende omstan
digheid. En ik citeer:
„Het boekje heet 'Abe Lenstra', meer
niet. Een uitstekende titel, die in zijn
soberheid geen twijfel overlaat aangaan
de de inhoud van het geschrift. Men
weet onmiddellijk waar men aan toe is.
Het omvat dertig bladzijden vol verruk
kelijke passages. „Men moet", zegt Len
stra, „veel oefenen, om de bal steeds goed
te kunnen aanvoelen. Om de bal altijd
maar weer de baas te blijven, is het abso
luut nodig om veel met die bal om te
gaan." Zoie .ts kan ik nu uren lang steeds
opnieuw weer overlezen, tot de tranen
mij over de wangen rollen. Tranen van
ontroering, wel te verstaan. Want hier
zijn we gestegen tot de ijle hoogte van het
geestelijk huwelijk, hier staan we zwij
gend voor een verhouding tussen bal en
mens, die zuiver platonisch, maar niet
Sportterreinverlichtingen
Geluidsversterkingsinstallaties
LOMANSTRAAT 58
Installateur erkend door het G.E.B.
TELEFOON 719585
AMSTERDAM-Z
TELEFOON 72.93.15