Mixed Pickles
pooLt Allen mee het is voor A.p.c.
Balans
Tk mag nog wel even terugkomen op het voor A.F.C. zo roemrijke seizoen dat achter ons ligt en wel omdat de kampioens-
-*■ competitie van Nederland zo veel merkwaardige facetten had. Het is wel een wonderlijke speling dat het officieel onder
aan geëindigde A.F.C. thuis ongeslagen bleef met de volgende prachtige cijfers: 5 gespeeld, 3 gewonnen, 2 gelijk, 0 verloren,
8 punten en een score van 11—4. En toch onderaan geëindigd!
Nu zeggen cijfers wel veel, maar niet alles. Het verschil met nummer drie bedroeg helemaal 2 punten en als wij voor een
dubbeltje echt geluk gehad hadden, dan was het kampioen chap van Nederland ons ook nog te beurt gevallen. Maar
hierop gaan wij verder niet in, omdat wij een afkeer hebben van een als dit en als dat beredenering. Als de Prins van
Oranje met onze troepen een kwartier later op het slagveld van Waterloo was aangekomen, dan was nu nog de achter
kleinzoon van Napoleon keizer van Frankrijk. En zo kunnen wij doorgaan. Trouwens: het zijn niet altijd de cijferprestaties
die een stempel op het seizoen drukken. Neem nu Feijenoord. Feijenoord miste de Europacup, miste de K.N.V.B.-beker en
miste het kampioenschap van Nederland. P.S.V. werd kampioen van Nederland en Willem II won de K.N.V.B.-beker.
Maar toch is het seizoen 1962/1963 niet het seizoen van P.S.V. en niet het seizoen van Willem II, maar het seizoen van
Feijenoord.
Die kampioenscompetitie heeft nog een merkwaardig aspect gehad en wel dat de beide westelijke vertegenwoordigers
de slechtste plaatsen innemen. De „provincie" heeft zich weer eens de sterkste getoond en dit behoort ons toch wel echt
bescheidenheid bij te brengen. Ik herinner mij dat ik met een stel collega's naar de wedstrijd Feijenoord—Benfica ging. Het
gesprek kwam op onze eigen clubs en toen ik vertelde dat ik A.F.C.-er was zei een van mijn collega's dat hij lid was van
Neptunia. Ik vroeg hem waar die club vandaan kwam en hoorde voor het eerst van mijn leven dat Neptunia een grote
club in Delfzijl was. Met mijn Amsterdamse superioriteitscomplex zei ik toen: „Hebben zij daar al voetbalschoenen, of
spelen jullie nog op je blote poten?" Nou, deze opmerking is mij wel opgebroken.
Enfin, alles bij elkaar is het voor ons een prachtseizoen geweest. En het verheugende is, dat dit succes niet uit de lucht
is komen vallen maar een bekroning is van jarenlang voorbereidend werk. Mijn optimisme dit seizoen was gebaseerd op
de trainingsbereidheid van de spelers. Wij hebben een juweel van een trainer maar er is nu eenmaal een goed Hollands
spreekwoord dat het met onwillige honden moeilijk hazen vangen is. En ook de beste trainer kan niet uit de voeten
komen indien de spelers niet bereid zijn om te trainen. Ik weet nog precies de datum waarop ik rotsvast ging geloven
dat wij kampioen zouden worden. Op 1 maart kwam Robbie Duis bij Unilever om als onderdeel van zijn studie in de
sociologie stage te lopen. Natuurlijk kwam ons gesprek al direct op A.F.C. en het vroor toen nog dat het kraakte
ik zei tegen Robbie: „die training staat zeker stop met deze strenge winter." Robbie was zeer verbaasd en zei: „welnee, wij
trainen allemaal enkele keren per week." Toen dacht ik aan de jaren voor de oorlog. Wie nog clubbladen heeft uit die
tijd moet eens doorlezen wat Galavazi toen heeft geschreven over het gebrek aan trainingsbereidheid. Het was voor het
toenmalige bestuur om wanhopig te worden. Er is toch eens een seizoen geweest dat de spelers de Wandelweg te ver von
den en het weer te slecht om te trainen. Het bestuur ging toen over op Indoortraining in de schermzaal van wijlen
Charles Aertsz in het hartje van de stad. Het maximum aantal deelnemers aan de training bedroeg vijf.
Achteraf gezien was die slappe houding misschien toe te schrijven aan de economische crisis. Er waren spelers die hun
studie moesten opgeven omdat vader het niet meer kon betalen, verlovingen duurden eindeloos omdat men geen geld had
om te trouwen of om zich in te richten. Nu ligt de verhouding heel anders; wie handen aan zijn lijf heeft kan overal
terecht en heeft zoals zij in de haven zeggen „monnie in de pokket". Wellicht is er dus van een wisselwerking sprake.
Maar hoe het ook zij: een dergelijke keiharde jeugd waarmee wat te bereiken is, omdat die jeugd zelf wat bereiken wil,
heeft A.F.C. nog nooit gehad. En diegenen onder de ouderen die altijd kritiek hebben moeten eens ophouden met hun ge
zanik over de na-oorlogse jeugd. In onze goede Amstelstad zijn nozems God zij dank uitzonderingen. De grootste en sterk
ste amateurclub in Amsterdam is daarvoor het verheugende bewijs.
Mopje
In „Zaken die ons raken", het blad van de Landelijke Bond van Amateurverenigingen abonneert U lezers! komt
de volgende aardige anekdote voor.
Een jongetje van acht jaar komt bij een voetbalclub en wil zich aanmelden als lid. De secretaris zegt: „Nee kereltje,
je bent nog veel te jong, je moet maar eens terugkomen als je ouder bent". Veertien dagen later staat het jongetje weer
voor zijn neus waarop de secretaris zegt: „ik heb toch gezegd dat je eens terug moest komen als je ouder bent." Dat
kereltje zegt: „Mijnheer, ik heb gisteren jullie eerste elftal zien spelen en dat heeft mij 10 jaar ouder gemaakt."
En H.V.V. dan?
Dat is nou weer het oude spreekwoord: Eerst leer je een aap klimmen en dan poept-ie op je hoofd. Daar doe ik Ad
Onderdelat de eer aan, hem op te merken en werk hem in de Pers- en Propagandacommissie en dan schrijft hij prompt
in onze geliefde Schakel een héél link stukkie. Jullie hebben het natuurlijk niet gemerkt, kinderen in de onschuld, die
de A.F.C. Schakel als klokspijs consumeren. Maar ik had hem dóór. Ad Onderdelat heeft natuurlijk ervaring met lekker in
gekapseld schrijven want als er één voorbeeld is hoe je in de Nederlandse taal ingekapseld kan schrijven, dan zijn het
polissen.
Enfin, als ik zijn stuk goed lees, dan komt het hierop neer: Jo Wijnand beweert nu wel, dat je niet moet zeuren
over mazzel of pech en kampioenschappen en degradaties zijn je rechtvaardig deel, maar hoe zat het dan vorig seizoen
met H.V.V.En ik neem aan, dat Ad Onder Pieters Graafland zijn tong in zijn wang stak, toen hij dit schreef.
Wel, het antwoord is dat H.V.V. door een verkeerde beslissing van de scheidsrechter (een fout, die hij voor diverse com
missies weigerde te erkennen) ten slotte degradeerde. De laatste wedstrijd was H.V.V.—Neptunus (toen nog kampioenscan-
didaat). Als H.V.V. won van Neptunus, kwam er een beslissingswedstrijd tegen Papendrecht. De uitslag was officieel 0—0
en H.V.V. degradeerde. Maar er was door H.V.V. een doelpunt gemaakt zó glaszuiver, dat H.V.V. volkomen terecht pro
testeerde. (Het doelpunt was afgekeurd wegens buitenspel.) Maar de scheidsrechter ging door en „jokte".
En tóch ondanks het feit dat H.V.V. door een fout van de scheidsrechter degradeerde, was de degradatie op zichzelf
niet onverdiend. Jarenlang zat H.V.V. in de verdrukking en jarenlang verwachtte men eigenlijk al een degradatie. Het
geen niet wil zeggen dat de manier waarop de degradatie tenslotte tot stand kwam, niet bepaald onbevredigend was.
Overigens zou ik mijn goede vriend Ad Onder Henk Teiwes er nog op willen wijzen, dat uitzonderingen alleen maar
zijn uitgevonden om de regel te bevestigen