Van huis tot huis
Steenstra
Varfumeriën
poolt Allen mee, het is voor a.f.c.
'T'oen de grote dag van 6 oktober nog
pas een kwartier jong was, kwam ik
thuis, na traditiegetrouw voor de zoveelste
keer „De Roverssymfonie" in De Uitkijk
te hebben gezien (het ieder jaar terug
kerend neusje van de zalm op filmgebied)
en ontwaarde vanaf de straat licht in Jan's
werkkamer.
„Kwart over twaalf en dan al thuis van
A.F.C., dat bestaat niet", dacht ik be
vreemd en spoedde mij naar boven. Daar
vond ik Jan, rechtop als een wassen beeld,
achter zijn tekentafel in diepe slaap ver
zonken
Dit tafreel was het begin van een reeks
boeiende en opmerkelijke taferelen van
deze 6e oktober dag-en-nacht, waarover ik
Wim van Vliet na ons vierde glas wijn,
temidden van het gevorderde feestgedruis
in het nieuwe clubgebouw, lichtvaardig
beloofde iets te zullen schrijven.
In de allereerste plaats wil ik dan hier
mee de gelegenheid aangrijpen om het
attente en ridderlijke bestuur van A.F.C.
heel hartelijk te bedanken voor Ja, nu
zie ik mij wéér genoodzaakt uit de school
te klappen, want bij het ontwaken, pre
cies acht uur na mijn thuiskomst van De
Uitkijk (gaat allen daarheen als die Ro
verssymfonie er volgend jaar weer draait!)
door een snerpende bel, droeg een onbe
kend manspersoon een fiks pakket de trap
op, hetwelk hij mij omzichtig in de nog
slaapwarme handen legde. Uit het papier
kwam een blankhouten kistje te voor
schijn (uitstekend voor naai- of knopen-
doos te gebruiken) waarin, volkomen be
wust van hun superioriteit, een fles Fran
se cognac en twee daarbij behorende gla
zen lagen gebed. Er was een kaartje bij
voor Jan met een bijzonder vriendelijk en
persoonlijk woord van Henk Kappelhoff.
Nauwelijks bekomen van deze vroege
verrassing, werd er wederom gescheld en
torste een jongmens een levensgroot
bloemstuk de trap op. Een rood-zwart
zijden lint met de gouden letters A.F.C.
bedrukt, slingerde zich tussen het he
melsblauw van riddersporen, het schar
laken van cyclamen, het zachtrose van be
gonia's en het diepe groen van een vet-
plant.
„Aan mevrouw Prent, omdat zij haar
man zo dikwijls aan ons heeft moeten
afstaan Het bestuur van A.F.C.", stond
er op dit kaartje.
Ik kreeg een nobel, en een beetje jarig
gevoel, hoewel ik het niet helemaal met
deze gevoelvolle regels eens was. Want al
zag ik Jan zelden meer thuis, naarmate
het interieur van zijn tweede tehuis vor
derde, als hij er was, was Gerard van
Nigtevegt er tenminste ook, om Wim
Staats en Wim van Vliet niet te vergeten.
Ze brachten een gezellige bedrijvigheid
met zich mee en ik ging rond met thee
en koffie met en zonder suiker en
melk, plus de vaste wetenschap dat ik ze
na de opening van dit belangrijke bouw
werk zou missen.
Maar om terug te komen op het rid
derlijke en feestelijke gebaar van deze
A.F.C.-mannen. Er ging een viertonig
„ah!" en „oh!" op, want Jan junior en
Dirk waren inmiddels uit hun kamer ge
komen en betwistten elkaar op de nuch
tere maag alreeds de rechten van het
prachtige A.F.C.-lint. Nee, er werd niet
voor de derde maal gebeld; wel manifes
teerde zich de volgende verrassing in de
vorm van Jan's broek, die hij ongestoomd
uit zijn klerenkast haalde.
„Moet ik er zó heen!" riep hij rood
aanlopend, en met een bezwerende vin
ger in de stof priemend, „met die poot-
afdrukken van de hond van Henk er nog
op!" (Trek het je niet aan, Henk, de
schuld lag volkomen bij mij.) Ik kon
slechts een zwak gemurmel laten horen
van: „Het spijt me, ik ben het glad ver
geten Zo erg is het niet. Als je het
niet weet zie je er geen poot van Het
geen ook is gebleken; of heeft een van u
toch iets vermoed? Met een blik vol af
grijzen op het bewuste kledingstuk, en
terecht woedend, verliet Jan het huis
En zie, de straf volgt onmiddellijk op
de zonde, want toen ik op het punt stond
mijn mantel aan te trekken teneinde mij
naar de gereedstaande taxi te begeven,
kwamen Jantje en Dirk uit school. Met
dezelfde diepe afkeer als waarmee hun
vader zoéven naar zijn broek had gekeken,
lieten ze hun blik over mijn persoontje
glijden.
„Ga je zo?" vroeg Dirk onbarmhartig.
„Ja, nou en begon ik haperend, en
er steeg een afschuwelijk vermoeden in
mij op. Was mijn nieuwe, kanten blouse
toch te „gewaagd"?
„Dat kan niet het is veel te door
schijnend", was Jantje's even genadeloos
commentaar.
„Pappie stuurt je vast terug", liet Dirk
er nog bemoedigend op volgen.
„Uit de mond der kinderen flitste
het door mij heen en vertwijfeld riep ik:
„Ik heb er toch een onderjurk onder!"
De klok sloeg twee uur. De wachtende
taxi toeterde, en als een soort verdwaalde
Assepoester rende ik vol bange voorge
voelens de trap af
Nu, „pappie" heeft mij niet terugge
stuurd en ik durf er wat om te verwed
den dat geen sterveling de pootafdrukken
van Henk's trouwe viervoeter heeft ont
dekt. Niemand heeft gezegd dat ik te
„doorschijnend" was en naarmate de
avond vorderde zakte Jan's overtuiging
een hevig verwaarloosde echtgenoot te
zijn. Hij verzocht zelfs vriendelijk vanuit
de hoek waar hij met een biertje was
neergezegen, mij even te vergewissen of
er geen sigaret op het plastickleed over
een der biljarts lag te smeulen Ik heb
hem zelfs enige denkbeeldige stofjes van
een rood gordijn zien afslaan; (Harry en
Wim van Vliet zijn mijn getuigen) een
gebaar dat ik hem thuis in de veertien
jaar van ons huwelijk nog nooit heb zien
maken
De grote dag is achter de rug, maar
de goede herinnering blijft; getuige het
rood-zwart zijden lint met de gouden let
ters boven Jantje's bed, de zachtrose be
gonia, de scharlaken cyclame en de diep
groene vetplant (verpot) in de venster
bank, de lege cognacfles in de hal met
een paar lange takken erin, (bijzonder
artistiek), het blankhouten knopenki'stje
op de plank waar mijn naaigerei staat, en
het lieflijk glanzende, zilveren mandje op
het kastje- in de kamer.
Dit alles tenslotte met vriendschappe
lijke dankgevoelens geschreven vanuit het
huis van de binnenhuisarchitect.
TONNY VAN DER HORST.
N.V. LOODGIETERS BEDRIJF v/h W. GELDERLAND
DIR. C. VAN PEPERZEEL
VALCKENIERSTRAAT 35
AMSTERDAM
v. Baerlestraat 160
tel. 794120