D'r gaat toch u/at door je heen/ pooLt allen mee, het is voor a.f.c. TVr gaat toch wat door je heen, als je -®-C\.F.C. zo kampioen ziet worden!" „Ja, zeg dat wel; bij mij zeker enige liters!" Dit gesprek vingen wij op in de late avond van die onvergetelijke Tweede Pinksterdag toen twee A.F.C.-ers hun emoties uitwisselden en er maar niet ge noeg van konden krijgen om de sensa tionele gebeurtenissen van die dag nog eens en nog eens aan hun ietwat be nevelde geest voorbij te laten gaan. En al mag elk van hen dan iets anders be doeld hebben, het feit blijft toch bestaan: „Er gaat wat door je heen," Wat er door de spelers moet heengegaan zijn toen ze na een moeilijke wedstrijd maar niet zo heel veel moeilijker dan menige andere daarvóór het laatste fluitsignaal hoorden klinken, kunnen we wel raden. Het was gelukt! De spanning was geweken, de beklemming was opge heven, de druk was van hen afgenomen. Ze konden weer onbevangen voetballen zonder die verlammende bijgedachte van „Het moet". Want een sterk moreel ge paard aan een groot gevoel van saamho righeid mag heel wat waard zijn, het is toch ook wel eens prettig om fris van de lever, louter voor ie genoegen te voet ballen. Zo'n beklemmende bijgedachte en zo'n zware druk zijn niet nieuw bij een eerste- elftalspeler van A.F.C. Hoe vaak speelden die niet onder de druk van te moeten winnen. Te moeten winnen, niet om kam pioen te worden maar om zich te hand haven in de tweede klas. Zo'n kleine veertig jaar geleden al kwamen die jon gens ook met een bange rilling in het veld en spraken van het „verscheuren" van de A.F.C.-kleuren. TTêze Kampioenschakel is in sa- menwerking met Joop Wij nand en Jan Meijer tot stand gekomen. Joop Wijnand heeft ons de weg gewezen, hoe wij de in deling moesten maken. Voor zijn ideeën en adviezen, maar ook vooi zijn bijdragen, speciaal zijn „Analyses" en „Standen", waar aan hij veel tijd moet hebben gegeven, zijn wij allen hem zeer tot dank verplicht. Jan Meijer zegt altijd: Je moet mijn werk zakelijk bezien, maar zo heeft hij het nooit aange voeld en wij ook niet! Geen za kenman kan zoveel bereidheid tonen en tijd geven als Jan heeft gedaan. Het parool van Joop Wijnand was: „Kom jongens, wij maken er een fijne Schakel van." Nou, dat hebben wij alle drie ge wild. Wij hopen nu maar daarin te zijn geslaagd, onder dankzeg ging aan de velen, die ook door hun bijdragen hiertoe hebben medegewerkt A. Ditmaal, op die Tweede Pinksterdag, was er van „verscheuren" geen sprake, maar werden die rood-en-zwarte kleuren triomfantelijk geheven en in een dolle optocht achter de muziek aan gedragen, terwijl de halve goudkust uit de ramen hing te wuiven. En als je dat ziet en te rugdenkt aan die bange jaren, ja, dan gaat er toch wat door je heen. En een kwart eeuw later, toen we met vier punten uit veertien wedstrijden ho peloos onderaan bengelden, toen er een buitengewone algemene vergadering be legd werd om de noodtoestand onder het oog te zien en Dick Disselkoen daar de historische worden sprak: „Dan, me neer de voorzitter, dan gaan we d'r voor!", toen speelden die jongens ook on der een druk. De hele vereniging stond, bij wijze van spreken, handenwringend om dat arme elftal heen en in de Scha kel lezen we: „En als de wanhoop sluipend nadert, „En de oude garde zich vergadert, „Dan klinkt daar vol vertrouwen door „De frisse stem van zo een jongen, „Die van zijn stoel komt opgesprongen: „We vechten door; „We gaan er voor!" Toen gingen ze er ook voor om niet te degraderen; dit jaar gingen ze er voor om te promoveren. In beide gevallen is het gelukt en in beide gevallen was de zenuwspanning dezelfde: na de beslis singswedstrijd tegen Z.V.V., die we met 9-1 wonnen, voelden de A.F.C.-ers dezelf de onbeschrijflijke opluchting als na de wedstrijd tegen Celeritudo; we hadden het hem toch maar weer geleverd! En op zo'n moment gaat er toch wel wat door je heen. Er zijn zo veel van die ogenblikken in het leven van een club, die de insi ders bijblijven. Niet altijd zijn dat bij zonder spectaculaire momenten. Kleine gebeurtenissen spreken soms meer tot de licht-geëmotioneerde mensen dan gro te wapenfeiten. En als wij alleenbij kampioenschappen los zouden komen, waren we een rustige, gezapige vereniging, want daarmee zijn wij niet verwend in de zesenzestig jaren van ons bestaan. De laatste keer was dat na de befaamde loei van Henk Sonnevelt in 1946, maar de oudere A.F.C.-ers, of liever gezegd de oude A.F.C.-ers, (want die zijn nog wel niet stok-, maar ook niet meer zo piep weten nog goed hoe wij in 1918 de even knie werden van Ajax, Sparta, H.V.V. en wat er nog meer voor groots op de voet balvelden rondliep, en hoe wij toen in de wedstrijden om het kampioenschap een zeer behoorlijk figuur maakten. En als je dan in 1961 dezelfde tafere len ziet van hossende jongelui en eer biedwaardige ouderen die als gekken staan te dansen, als ie zag in 1918, ja dan gaat er toch wel wat door je heen. En het prettigste van alles is dan nog dat nakaarten. Nu je het hoge doel een maal bereikt hebt, is het zo'n heerlijk en onschuldig genoegen om met je club vrienden nog eens verschillende episo den uit dit seizoen op te halen. En dan weet je niet waar je dankbaarder voor moet wezen: voor het sterke moreel van die elf knapen, die er zo vaak in slaag den in de tweede helft een achterstand om te zetten in een kiele-kiele voorsprong van één punt, of voor het geluk, dat ons zo vaak dat ene doelpuntje bezorgde dat succes scheidt van fiasco. Als het gezegde waar is, dat het geluk met de stoutmoe- digen is, moeten we allemachtig stout moedig zijn geweest dit jaar. Want la ten we eerlijk zijn; de verschrikkelijke pech die ons vroeger zo vaak achtervolg de en die ons langs de afgronden van degradatie en wanhoop voerde, bleef dit jaar verre van ons. Bij het doorleven van de talloze mo menten in onze wedstrijden van dit jaar die ons schietgebed op schietgebed ont lokten, om maar niet van de andere woorden te spreken die we ten hemel zonden, herinnerden we ons die perio den van hangen en wurgen die ons te genslag brachten en waarin de Schakel het Noodlot smeekte ons nu eindelijk een beetje te sparen: „O Gij, Fortuna, die ons kwaad gezind zijt. „Houdt op ons met uw gramschap te vervolgen. „Waarom toch zijt Gij zo op ons verbolgen „En treft ons keer op keer in Uwe blindheid? En omdat smeken niet altijd veel helpt en je de Fortuin soms moet dwingen, eindigde die bede met de dreigende ge lofte van elf spelers: „Want wij zijn sterk om bergen te vertillen! „Wij zullen stuiten wie ons graf wil delven! „Voorwaar dat zullen wij, wij met ons elven, „En in onze ogen straalt een heilig willen! Of Fortuna nu in één seizoen heeft willen goedmaken wat zij ons in alle vo rige seizoenen heeft tekort gedaan, wie zal het zeggen, maar niemand zal kun nen ontkennen dat zij ditmaal wel erg op onze hand was. Zij moet bijvoorbeeld in de wedstrijd tegen D.W.V. aan die linksbuiten wel haar blinddoek geleend hebben, anders had die nooit de vier opgelegde kansen kunnen missen die ons de das hadden kunnen omdoen. En dan dat eerste kwartier in de tweede helft van de wedstrijd tegen onze rivaal Celeritudo! Ziet u het nog? Knal tegen de ene paal, even later knal tegen de andere paal. Dat had 0-3 kun nen zijn. Het werd 3-1! Maar de ouderen herinnerden zich toen onze acht knallen tegen lat en palen van U.V.V., die ons met 1-0 deden verliezen en bijna degra deren. Ja, Fortuna had wel wat goed te maken. En als je dan mag verzuchten: Er is nog gerechtigheid; en de vergelijking maakt tussen de pech van toen en het geluk van nu, ja, dan gaat er echt wel wat door je heen.... H. 20-

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1961 | | pagina 20