De zaak M.P. On dit et datjes „Ca Provence BequnstiQinq van onze aöveRteecöeps, houöt öe schakel in stanö Tn de vorige Schakel schreef de M. P. over „de indeling van de derde elf tallen van de semi-profs bij de eerste elftallen van de amateurclubs". Ons lid Wil van der Smagt was het daar niet mee eens en geeft hieronder zijn ziens wijze weer. Wij waren nog in de gelegen heid onze M. P. zijn droit de réponse te geven, zodat zijn repliek hierna volgt. Als naschrift leest U dan het standpunt van ons Bestuur. Jo Wijnand is een geheid tegenstan der om de derde elftallen van semi- profclubs in te delen bij de amateur verenigingen. En van tijd tot tijd rekent hij in zijn Mixed Pickles af met hen die de moed hebben voorstander te zijn van een dergelijke vermenging. Hij doet dat zó snedig, dat ik meestal vergeet, dat ik het niet met hem eens ben. Bij het lezen van zijn laatste pickle „Maar, dokter!" drong dat plotseling toch tot mij door. Reden waarom ik wil proberen aan te tonen, dat er geen be zwaar behoeft te bestaan om de derde elftallen van de semi-profclubs bij het amateurvoetbal onder te brengen. Het argument dat Jo Wijnand in een vroe gere Schakel heeft aangevoerd, namelijk dat die derde elftallen wel eens te zwak kunnen zijn. snijdt op den duur geen hout. Wanneer ze eenmaal zijn ingedeeld (en dan zou ik pleiten met het oog op een zo billijk mogelijke krachtsverhou ding voor plaatsing in de tweede klasse), kunnen deze ploegen naar hartelust pro moveren en degraderen. Of ze dus al of niet te zwak zijn, is geen punt, dat regelt zichzelf. En verder stuit het mij persoonlijk allerminst tegen de borst, dat ónze ama teurs zich met potentiële semi-profs zou den meten. Men moet zich juist ter- wille van het „zindelijk denken" beper ken tot de voorwaarde, dat de spelers van die derde elftallen in dat ene jaar van indeling met de amateurclubs, zelf ook volledig amateur zijn. Dat wil dus zeggen, niet betaald worden. Dat ze nauwelijks een jaar later semi- profspeler worden, acht ik volstrekt geen bezwaar. Dit gebeurt met vele uitblin kers in de amateurverenigingen toch ook? Als we de hand in eigen boezem steken, hoef ik maar (uit het hoofd) te herinneren aan de gebroeders Feldmann, Aan Bijker, Smit, Tjepkema, Den Dek ker, Euwes. Dus juist de omstandigheid, dat van beide groeperingen verschillende voetballers semi-prof zullen of kunnen worden, neemt naar mijn opvatting het principiële bezwaar weg om de twee categorieën aan één en dezelfde com petitie te laten deelnemen. En het voordeel van een dergelijke „gemengde' competitie lijkt mij zeer groot. Ik geloof inderdaad, dat D.W.S. 3 en Blauw Wit 3 bijzonder aantrekkelijke tegenstanders voor ons eerste kunnen zijn. Aantrekkelijker dan vele tweede klassers van buiten Amsterdam. Zelfs ben ik ervan overtuigd, dat het financieel (zoals dr. Schuerman van Willem II meent) zeer zeker de moeite waard is, ofschoon dit voor een amateurclub geen doorslaggevend argument moet zijn. Jo Wijnand licht zijn standpunt toe met een voorbeeld. Maar daarmee hoef je nog niets te bewijzen. Of misschien toch. Want: zou Ajax 3—A.F.C. 1 zeer goed zijn voor het voetbalpeil? Nou, reken maar! WIL VAN DER SMAGT. Hier volgt dan de repliek van Jo Wij nand: Om de zaak „indeling van de derde elftallen van de semi-profs bij de eerste elftallen van de amateurclubs" zuiver te stellen, moet men eerst nagaan, wat van oudsher de doelstelling en de opzet van de voetbalcompetities is geweest. En dan ziet men, dat de primaire opzet is geweest: een krachtmeting van de clubs. De club Ajax speelt tegen de club Blauw Wit, de club A.F.C. tegen de club Zee- burgia en voor die krachtmeting worden door de clubs de beste spelers aange wezen, waarover zij beschikken. Het wezen van de voetbalcompetitie is dus van meet af geweest voor de standaard competities (en daarom gaat het hier) een krachtmeting van de sterkste spelers van de clubs. Daarnaast werden aparte competities ingesteld voor reserve-elftal len en (toen de clubs snel groter wer den) voor de lagere elftallen. Dit is zó'n axioma, dat er in de hele voetbal historie maar één keer van is afgeweken en wel in 1914/'15, het eerste jaar van de mobilisatie. Toen reden er bijna geen treinen voor burgers; en dus kwam er een noodcompetitie, waarbij de tweede elftallen van H.F.C. en Haarlem werden ingedeeld bij eerste elftallen van de Am sterdamse tweede klassers. De krachtmeting tussen de beste spe lers (dus in het algemeen: de eerste elf tallen) van de clubs opzet en wezen van de hele Nederlandse voetballerij leidt er toe, dat aan het eind van het seizoen promotie en degradatie plaats vindt. Dit uitstekend werkende systeem wil men nu doorkruisen door derde elf tallen in die competities te schuiven. Maar de competitie 1960'61 staat niet zo maar op zichzelf, zij is de resultante van tal van componenten, bestaande uit de resultaten, welke in voorgaande com petities werden behaald. Doorkruist men dit door toelating van derde elftallen van andere clubs, dan krijgt men de grootste onbillijkheden. Van der Smagt maakt het zich wel erg gemakkelijk: „deel ze maar in bij de tweede klassers, dan kunnen ze naar hartelust promo veren en degraderen". En de sterke 3e klasse amateurs, die misschien tientallen jaren ploeteren om naar de 2e klasse te promoveren moeten dan maar lijdelijk toezien, dat derde elftallen van semi- profs dit in hun schoot geworpen krij gen. Die moeten dan maar goed vin den, dat bij voorbeeld D.W.S. III en Volewijckers, waarvoor A.F.C. II een vol waardige tegenstander blijkt te zijn, zon der slag of stoot worden ingedeeld bij A.F.C. I. Hoe onbillijk! Historisch, orga nisatorisch, sportief en voetbaltechnisch gezien moet „bijmenging" worden afge wezen. Tenslotte nog dit: Ik heb nooit het argument gebruikt, dat wij niet zouden willen spelen tegen aanstaande of poten tiële semi-prof voetballers. Dit zou nl. niet alleen hoogst onbeleefd zijn tegen over de semi-prof clubs, maar het argu ment snijdt geen hout. Tal van onze lagere elftallen spelen tegen lagere (ama teur) elftallen van semi-prof clubs en daar zullen heus ook wel aanstaande semi-profs in voorkomen. NASCHRIFT: Het standpunt van het A.F.C.-bestuur is dat reserve-elftallen thuis behoren in reserve-afdelingen, waarop voor semi- prof clubs geen uitzondering kan wor den gemaakt. Acht men de afdelingen waarin die derde elftallen thans uitko men te zwak (hetgeen maar bij uitzon dering voorkomt) dan ware te overwegen de derde elftallen van semi-prof clubs in afzonderlijke afdelingen onder te bren gen. Wanneer John Eylders een voetballer zou zijn geweest, dan had de Elf talcommissie hem als middenvoor moe ten proberen. Hij zou openingen hebben kunnen vinden. Maar helaas, hij is de voetballende tijdgenoten in leeftijd voor uit geraakt. Dat weerhoudt hem er niet van nog steeds openingen te zoeken. On langs nog. Acht jaar heeft hij gezocht en eindelijk kon hij „La Provence" ope nen. Zijn ideaal, een Frans restaurant, is bereikt. En het moet gezegd, de francophielen loopt alleen al bij het lezen van het menu het water rond het gebit. John, het aloude „adverteren doet be geren" kennende, plaatste onmiddellijk een advertentie in dit, Uw, lijfblad, gaar ne A.F.C.-ers onder zijn gasten ziende. Ter vermijding van misverstand zij vermeld, dat het bekende etablissement bij het Leidseplein, waar dat lekkere bier wordt geschonken, op de oude voet wordt voortgezet door „opa" George. Dit grootvaderschap zie je hem nog niet aan (hij zegt nog „drie azen" zon der bril); een gezellig hammetje wil er nog wel ingaan. J. T. S. Westerheide 2 Laren (N.H.) Tel. 02953-3905 aan de hoofdweg Laren-Hilversum dir. John Eylders 5

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1961 | | pagina 5