Mixed Pickles J. W. Bequnstiqinq van onze aöveRteeRóeRS, houöt 6e schakel in stanö Met één slag heeft Arie Waaijer zich in de voorste rijen der clubbladredacteuren gewerkt. Wanneer ooit het Franse spreekwoord „Coup d'essai, coüp de maitre" waarheid bevatte, dan wel ten aanzien van de eerste Schakel, die onder de hoede van Arie Waaijer uitkwam. Welk een verve, welk een esprit! Hij was uiteraard gestimuleerd door zijn bezoek aan het Tingel Tangel-cabaret. Hij mist nog de flair om als hij tóch bezig is aan „free publicity" dan meteen maar voor een advertentie te zorgen, maar dat zal Otto v. d. Heul hem wel bijbrengen. „Tingel Tangel" en de daarop volgende nachtelijke uren, doorgebracht met redactioneel gezwoeg, hebben hem de wérkelijkheid niet uit het oog doen verliezen noch de zo noodzakelijke zelfbeperking. Want wat schreef Arend? Hij zal alle min of meer belangrijke A.F.C. gebeurtenissen gaarne vermelden, „alleen de Mixed-Picklesschrijver moet zelf zijn artikel samenstellen." Ik begrijp dat. Onze hoofdredacteur heeft beseft, dat hij de P(r)ickles niet zou kunnen schrijven. Hij heeft de forsheid der taal geproefd, de diepte van de gedachtengang getracht te peilen, de lucide visie op de voetbalproblemen in het algemeen en die van A.F.C. in het bijzonder doorschouwd en toen heeft hij gestameld: „Laat een klein blad groot zijn in alles waarin een klein blad groot kan zijn. Hier blijf ik af." Goed Arie, dit siert je. Alleen een groot man kent zijn beperkingen. Jeukziekte. Als U dacht dat ik niet de lef had om op het stukje over de Jeukziekte in te gaan, dan hebt U het mis. Het beste verhaal, dat ik er zelf over hoorde, vind ik het volgende: Er zit een arrogant heertje in een restaurant de spijskaart te bestuderen. Het duurt nogal lang en de wachtende kellner staat in gedachten op zijn hand te krabben. Zegt dat arrogante heertje: „Zeg, ober, heb jij misschien exzeem?" Waarop de ober antwoordt: „Als het niet op de kaart staat nee meneer." Fenomeen. H. M. Lugard, hart en ziel van het 85 jaar geworden U.D. is thans 45 jaar - ga eens even na, leergierige jeugd, dat is sinds 1915! hoofdredacteur van het clublad der Deventenaren, het U.D.-Kanon. Dit is een fenomenale pres tatie. Niet alleen om het feit, dat Lugard het zo lang volhield, maar meer nog om het feit, dat hij het volhield voor een club die steeds qua resultaten afzakte. Als je clubbladredacteur bent bij Ajax of bij Feyenoord, dan kan je je geestelijke accu steeds weer bijladen met de prachtige successen, die je club boekt. Maar U.D. is afgezakt van sterke 1ste klasser tot matige 4de klasser en om het dan vol te houden, is een prestatie. Verder heeft Lugard de alleen-verantwoordelijkheid, óók voor de financiering! Daar heeft de jubilaris mij onder een borrel eens een mooi verhaal van verteld. Hij werd ontboden door de belastinginspecteur, die hem zei: „Meneer, U hebt bij Uw inkomsten niet opgeteld wat U aan het U.D.-Kanon verdient." Lugard knipperde eens met zijn ogen en zei: „Beste man, verdiend? Ik heb er dit jaar uit mijn eigen zak zestien honderd gulden op toegelegd." - De inspecteur bladerde door een jaargang van het U.D.-Kanon en zei toen: „Mijn hemel, meneer Lugard, wat een werk. En daar legt U dan nog op toe? Neemt U me niet kwalijk: is U een beetje gek?" „Ja", gaf Lugard toe „dat is eigenlijk wel zo..." Lugard is bezeten van U.D. hij is er verliefd op. En U weet hoe verliefde mensen zijn. Als ge dan nog bedenkt dat U.D. in Deventer huist en de redacteur al een half mensenleven in verband met zijn werkzaamheden in Den Haag, dan zult U het wel eens zijn, dat H. M. Lugard een fenomeen is. Hulde! Derde elftallen. Bondsbestuurslid van Dalen schrijft in het clubblad van zijn vereniging (Sportclub Enschedé): „Persoonlijk acht ik het nog altijd een grote onbillijkheid in onze huidige voetbalconstellatie, dat er voor de derde elftallen van onze semi-profsclubs, die in feite onze eerste amateurselftallen uitmaken, geen promotiemogelijkheden be staan. Aan deze materie wordt nog steeds gewerkt en ik mag alleen maar de hoop uitspreken, dat hier in de toe komst het gezonde verstand zal zegevieren en dat de amateurclubs ook onze amateurelftallen in hun midden zullen willen opnemen. Wij zijn verwaand genoeg om te veronderstellen, dat het voetbal in het algemeen hiermede zal zijn gediend." De waarheid is, dat de amateurclubs de amateurelftallen der semi-profclubs in hun midden hebben opgenomen, want de lao-ere elftallen van semiprofclubs en van amateurclub i spelen in dezelfde competities. Maar dat bedoelt de Heer van Dalen waarschijnlijk niet: Hij wil denken wij dat de derde elftallen van de semiprofs ingedeeld kunnen worden bij de eerste elftallen van de amateurclubs. Als wij nu eens het uitslagenlijstje van A.F.C. II bezien (D.W.S. III-A.F.C. II 2-3, de Volewijckers III-A.F.C. II 2—3) dan lijkt het inderdaad „verwaand" om aan te nemen, dat het indelen van D.W.S. III en de Volewijckers III bij A.FC. I „het voetbal in het algemeen zou dienen." Is het eigenlijk niet logischer, om eigen competities te arrangeren voor de derde elftallen van de semi-profclubs? De Heer van Dalen hoopt „dat het gezonde verstand zal zegevieren." Wel, daar zijn wij altijd en in alle om standigheden vlak voor. En dat gezonde verstand fluistert ons dan in, dat geen enkele leider van een semi-profclub, die bij zijn gezonde verstand is, zijn derde elftal als „eerste amateurelftal" beschouwt. Hij beschouwt dit als het beste en goedkoopste reservoir voor zijn betaalde eerste en tweede elftal. Anders is hij niet bij zijn gezonde verstand. Wij kennen nu in ons land zes iaar semi-prof voetbal en amateur voetbal. Wordt het nu niet langzamerhand tijd om de verhoudingen in hun juiste proporties te zien?

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1960 | | pagina 5