Mixed Pickles
J. W.
BequnstiGinq van onze aöveRteeRöeRS, houöt öe schakel in stanö
5
Antwoordje.
Tk ben een antwoord verschuldigd op de rechtstreekse vraag van Galavazi, die in ons debat over de protesten in de vorige
Schakel mij confronteerde met het volgende probleem: „zou Jo Wijnand als aanvoerder van A.F.C. protesteren in een
wedstrijd tegen H.F.C„ wetende dat Fl.F.C. zelfs principieel nooit protesteert." Mijn antwoord is volmondig: „ja". Indien ik
als aanvoerder van A.F.C. met mijn ploeg speel tegen Fl.F.C., dan speel ik onder de bepalingen van de K.N.V.B. en niet
onder de bepalingen van H.F.C. Dat wil dus zeggen, dat ik enerzijds mijn ploeg zou moeten voorgaan in een strikte
vervulling van de plichten, die het reglement van de K. N.V.B. mij oplegt, maar dat ik anderzijds een correct gebruik
zou maken van de rechten, die de K.N.V.B. mij toekent. En als ik nu zou menen, dat door een blunder van de scheids
rechter mijn ploeg de overwinning ontgaat of de nederlaag lijdt en de bond geeft mij het recht mijn waarneming aan
de protestcommissie voor te leggen en te trachten verandering te brengen in de uitslag, dan zou ik dat stellig doen.
En ik kan echt niet inzien, dat dit onsportief zou zijn.
Geen vermenging.
De bondsvergadering heeft het voorstel van de sectie betaald voetbal om de derde elftallen van de semiprofs in te delen
bij de eerste elftallen van de amateurs aangenomen, maar de Bondsvoorzitter vond de meerderheid te klein (45—43) zodat
de zaak bij het oude blijft. Nu geloof ik eigenlijk, dat die bondsvergadering niet zoveel te verwerpen had en dat als
puntje bij paaltje komt het bondsbestuur het recht heeft de competities in te delen naar zijn goeddunken en beste
weten. Maar ik kan mij levendig indenken, dat de bond ditmaal heeft gedacht: laten de heren het onder elkaar maar
uitknokken. Ik behoef nauwelijks te zeggen, dat ik mij van harte verheug over het feit, dat de vermenging niet doorgaat.
Het gaat er niet om al willen sommigen dit insinueren dat amateurs de profs eigenlijk een beetje minderwaardig
vinden, want dat is niet waar. Waarom zou iemand mensen als Moulijn en Rijvers minder hoog aanslaan dan bijvoorbeeld
Snip en Snap? Wie dank zij een prachtig vakmanschap en een grote krachtsinspanning zijn medemensen een aangename
en beschaafde vrije tijdsbesteding kan bieden, heeft recht op waardering. En of dat nu de dirigent van het Concertge
bouworkest in Amsterdam is of de rechtsbuiten van Ajax doet niets ter zake. Maar het onzuivere in de hele voetballerij
de laatste jaren is, dat er zo weinig logisch gedacht wordt. De profs stellen, dat hun derde elftal de top van hun amateur
afdeling is, dat deze elftallen over het algemeen behoorlijk voetbal spelen en dat er dus geen enkel bezwaar zou zijn deze
ploegen in te delen in de standaardcompetities de competities dus van de eerste elftallen der amateurs.
Dat lijkt theoretisch heel aardig, maar er was vroeger in Amsterdam de kreet: Van binnen moet je kijken Blanus. Nie
mand maakt mij wijs, dat Melchers van Ajax, Kieboom van Feyenoord, Coler van Sparta, Van Dalen van Enschede, Mar
tens van A.D.O., hun derde elftal werkelijk beschouwen als de eerste amateurploeg. Wanneer zij hun hersens gebruiken
en dat doen de met name genoemden allen want het is een prestatie om buiten je maatschappelijke werkkring een
semiprofclub met een budget van tonnen per jaar goed te leiden dan beschouwen zij dat derde elftal als het natuurlijke
reservoir voor de semiprofafdeling, bestaande uit de eerste en tweede elftallen. Die derde elftallen bestaan over het alge
meen uit spelers, die jong bij de club kwamen en een sterke band met hun vereniging hebben. Is dat materiaal goed
en kan straks een ouder wordend semiprofelftal geleidelijk worden vervangen door dat derde elftal, dan behoeven de semi-
profclubs geen transfer te betalen voor spelers, die ze moeten kopen. Maar waar zit nu de knoop? In 1954 is de hele
semiprofvoetballerij zo flodderig tot stand gekomen, dat zich ieder moment moeilijkheden voordoen. Want die derde elf
tallen van de semiprofclubs beschikken niet over sparring-partners, die krachtig genoeg zijn. Vandaar het voor de semi-
profclubs zo aantrekkelijke om hun derde elftallen in te delen bij onze eerste elftallen. Er is nog een punt, al slaat dit
niet op de hiervoor genoemde verenigingen. Iedereen weet, dat het grootste gedeelte van de semiprofclubs het financieel
moeilijk heeft. De idioterie, dat er in ons kleine landje meer dan duizend jongelui zouden rondlopen, wier trappen tegen
een voetbal financiële waardering verdient (tegen ongeveer 400 in Frankrijk), begint zich nu te wreken. Nu is het geen
wonder, dat verschillende profclubs ook wel recette willen maken op de dagen, dat hun eerste elftal uitspeelt. En
het is vrij logisch, dat de wedstrijden van de betrokken reserve-elftallen tegen de eerste elftallen van de amateurs veel meer
publiek zouden trekken dan de wedstrijden van de reserve elftallen onder elkaar.
Wij achten het verheugend, dat dit niet is doorgegaan, want men is er niet mee af deze zaak uitsluitend theoretisch
te bekijken, maar er is nu eenmaal zoiets in de wereld als instelling en doelstelling En deze komen volledig scheef te
liggen, indien het voorstel van de semi-profclubs succes gehad zou hebben. Nogmaals: niet om een soort discriminatie te willen
toepassen tegenover onze vrienden uit de profsectie, maar om te voorkomen, dat men op de duur liters en meters gaat
optellen.
Brochure.
Het „Comité van Instellingen voor overleg inzake Sportprijsvragen" heeft een brochure rond gezonden, waarin er op
wordt aangedrongen dat de opbrengst van een wettelijk gereglementeerde voetbalpool behalve aan de sport ook aan de
sociale en culturele belangen ten goede zou komen. Helaas werkt deze brochure op unfaire wijze op het sentiment. In
dien dit comité zou schrijven: „Wij beseffen, dat door de laksheid van de overheid de sport in Nederland een beschamen
de achterstand heeft op het gebied van sportvelden enz. en begrijpen dus volkomen, dat de opbrengst van de pool
primair naar de de sportwereld gaat. Maar zou in de toekomst vooral als de „toto" een behoorlijke wettelijke basis
heeft de opbrengst enorm stijgen, dan komen wij ook graag in aanmerking voor een deel daarvan" dan zou iedereen
dat redelijk vinden. Maar neen, het moet weer van dik hout zaagt men planken en zo staan er in die brochure zinnen
als: „Zou iemand durven zeggen, dat de aanleg van een voetbalveld belangrijker is dan de inrichting van een reumakliniek
of de aanschaf van een ijzeren long" en dat is dan weer eens een typisch voorbeeld van de „onzindelijke" betoogtrant,
die tegenwoordig zo „en vogue" is. De voetballers zijn begonnen een gokje te maken op hun eigen voetbalwedstrijden.
Dit groeide en groeide en de K.N.V.B. verdient aller achting, zoals hij dit van begin af in handen gehouden en geleid
heeft. Gevolg is dat zeer vele amateurclubs door hun moeilijkheden geholpen konden worden dus zuiver in K.N.V.B.
verband, maar een veel schoner gevolg is, dat de K.N.V.B. ook voor andere sportbonden en voor het N.O.C. zulk
prachtig werk kon doen. De door de bond gepubliceerde lijst is, in één woord indrukwekkend!
En nu komt het „Comité van Instellingen voor overleg inzake Sportprijsvragen" (een betere naam ware: „Combine om
een graantje mee te pikken uit de poolpot") en schrijft zulke giftige zinnetjes. Laat de K.N.V.B. deze mensen niet onder
schatten en tijdig de leden van de Tweede Kamer van goed materiaal omtrent de toto voorzien, want anders krijgen we
bij de behandeling van het betrokken wetsontwerp dergelijke „sobstories" ook in de Volksvertegenwoordiging.