Mixed Pickles J. W. BequnstiGinQ van onze aöveRteeRöeRS, houöt öe schakel in stanö T"|e spelersmarkt is weer gesloten. Wat ons opvalt is de weinige fantasie, die de semi-profclubs aan de dag leggen bij hun offertes. Weet U onze revue nog bij het 60-jarig bestaan met die kostelijke scène van de spelersmarkt, toen Jacques Kohier te koop werd aangeboden? Niets van dat alles bij de huidige aanbiedingen. Wat zou A.F.C., met haar keur aan tekstschrijvers, dat toch anders doen, als wij semi-prof waren. Ik zie het al voor me. „A.F.C. biedt enige oud-eerste elftalspelers, te koop aan. Doet Uw voordeel Het is bij A.F.C.-ers net als bij kaas en wijn: Hoe ouder, hoe beter!" „Semi-prof clubs, attentie! A.F.C. offreert tegen redelijke prijs een combinatie-elftal. Nu kunt U rustig op Uw bèk krijgen en behoeft toch geen lang gezicht te trekken, want dit elftal bestaat uit spelers, die voor tandarts studeren!" Dat klinkt toch veel aantrekkelijker dan: „Club A heeft de volgende spelers op de transferlijst geplaatst. Alles bij het oude. Zoals te doen gebruikelijk, zijn de leiders van de kampioenen en de promoverende clubs geïnterviewd. En nu frap peert het toch, dat verschillende leiders van de semi-prof clubs er dan de nadruk op leggen, dat „er in hun club niets veranderd is". Alles is nog net als vroeger. Ouwe jongens onder elkaar, helemaal onveranderd." Die voetbal-werk gevers begrijpen niet, dat zij zich daarmee een brevet van onbekwaamheid geven. Want een clubleider, die niet snapt, dat je een semi-prof club heel anders moet besturen dan een amateurclub deugt niet voor zijn baan. Heel mooi was in dit verband het interview in de „Sportkroniek" met het gepromoveerde 't Gooi: „Dat verhaal kwant hierop neer, dat er (ook weer) niets veranderd is bij 't Gooi. Alleen betalen wij nu onze veertien top-spelers. Dat vind ik net zo gek als, ja, laat ik maar een vergelijking maken. Er kontt iemand op bezoek in een klooster bij een of andere belangrijkeBgelegenheid en zegt: „Dag meneer de Prior, alles hier nog onveranderd?" „Ja hoor" antwoordt de Prior. „Alleen zijn onze veertien top-monniken protestants geworden, maar voor de rest is alles bij het oude gebleven." Enfin, fijn dan maar weer, dat bij 't Gooi ook niets veranderd is, vindt U niet? Offers. Er zijn ook interviews, die mij aangrijpen en helemaal week van binnen maken. Dat zijn de interviews met officials, die 25 jaar of daaromtrent „hun beste krachten" hebben gegeven aan de sport en aan de jeugd. De offers die die mensen gebracht hebben; daar word je koud van. Die officials blijken allemaal getrouwd te zijn met lieve, meelevende, begrijpende vrouwen, die hun man „afstonden" zoals dat dan heet en op het jubileum een „fraai bloemstuk (bij een jubileum is iedere bos lathyrus direct een „fraai bloemstuk") kregen. En nu zit ik maar te wachten op de jubilerende official, die in dat interview zegt: „Ach man, houd op met die offers. Als je het gezicht van mijn baas of het humeur van mijn vrouw of de rapporten van mijn kinderen kende, dan zou je begrijpen wat die voetballerij voor mij betekent. Kan ik tenminste ergens mezelf zijn." En op die lieve, meelevende, begrijpende vrouw, die zou zeggen: „Vijf en twintig jaar lang heb ik als getrouwde vrouw drie avonden per week alléén gezeten vanwege dat verrekte voetbal. En nou kiijg ik dan eindelijk een struik bloemen van drie piek. Tel uit je winst!" Die interviews zouden het wel dóen, geloof ik. Ridder Galavazi. „Galli" was ontroerd. Hij hield zich groot, maar ik stond net aan de andere kant van de tafel in het A.F.C.-clubhuis en zag, dat hij ontroerd en gelukkig was. Want hij was omringd door de Galavazi-„clan", zijn broer Wim, zijn neef Lou, enige zoons (bij elkaar enige eeuwen A.F.C.-lidmaatschap) en A.F.C. zong hem het clublied toe, omdat hij ridder van onze club was geworden. Daarmee was oud-voorzitter I. H. Galavazi de vierde A.F.C.-er, (na Jac. van Ooij, Peet Scheepens en Piet Heimig) die deze uitzonderlijke eer te beurt viel. Want A.F.C. benoemt iemand eerst dan tot clubridder, als hij een halve eeuw lid is en.... in die halve eeuw iets „gedaan" heeft. Ik geloof namelijk niet, dat iemand, die op een vrolijke avond zo maar donateur geworden is en verder braaf zijn contributie heeft betaald, een jaar of vijftig later „ridder kan worden. Ge moet - om A.F.C.-ridder te worden - de „hitte des daags" gevoeld hebben, als speler, als bestuurslid als commissielid. En ik zag in mijn herinnering, I. H. Galavazi (met een grote snor) als leider van onze „oppositie" - en wij, jongeren, bedóelden „oppositie" het woord voeren in ,,d' Ysbreeker" aan de Weesperzijde. Ik zag hem als voorzitter, toen ik zelf lid van het bestuur was en zo prachtig met hem overhoop lag, zoals je alleen overhoop kan liggen met een kerel, waarvoor je achting hebt. Ik hoorde weer zijn stem, als hij sprak in Bondsvergaderingen en „persklaar" zijn mening formuleerde, die ik dan zo graag voor mijn krant noteerde. Ik las weer zijn prachtig gestyleerde „Wat iedere A.F C.-ei behoort te weten" als ik zijn copy - altijd op tijd, altijd in dat precieuze handschrift, altijd in dat foutloze Nederlands - „doorgaf" voor de Schakel. En 'ik was weer thuis bij hem - en bij Paula - Nassaukade, van Breestraat, Roelof Halt- plein en realiseerde mij, wat een vriend in het leven kan betekenen. Met grote instemming (want Galavazi is de man geweest, die tegen alle „slapte" in de „genoeglijkheidsclub gestreden heeft en als geen ander vorm en inhoud van A.F.C. tot synthese bracht) citeer ik wat hij op de hem eigen wijze als dankwoord naar voren bracht: „Ik heb mij wel eens afgevraagd: Is het dit waard geweest? Had ik het geld, dat A.F.C. mij gekost heeft, met beter voor mijn huishouden kunnen uitgeven? Neen, want ik geloof, dat het nuttig en nodig is, dat een man een hobby heeft. En voor mij was dat A.F.C. Ik heb nooit naar populariteit gestreefd en ik weet, dat ik mij tegenstanders heb gemaakt. Want ik heb altijd gezegd: A.F.C. moet vóór alles een werkelijk sterke vereniging zijn. En ik heb gelijk gehad. Hoe blij zijn wij vanavond, dat wij hier zeven elftallen huldigen, omdat zij kampioen geworden zijn. Alleen als wij een gevreesde tegenstander zijn, gaat het A.F.C. goed!" I. H. Galavazi werd Ridder van A.F.C. op een staat van dienst, die moeilijk overtroffen, nauwelijks geëvenaard kan worden. Het siert A.F.C., dat zij tijdens de bijeenkomst van haar hoogste autoriteit de algemene jaarlijkse leden vergadering, op briljante wijze geleid door voorzitter Kappelhoff - op een zo stijlvolle wijze „Galli" tot ridder sloeg.

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1959 | | pagina 5