poelt allen mee, het is voor a.f.c.
Hannie: Daar kreeg Jan, om een uur of twaalf,
Een tikkeltje de hoogte
Dan werd hij bang dat A.F.C.
Een iet of wat verdroogde!
Loesje: Dan zag je'm aan la table ronde
Een volle bolskruik brengen
Die zett' hij neer en zei verstoord:
Hier, zuipen jullie, krengen!
Xonny: Jan domineert heel graag en goed,
Maar je moet op hem letten:
Want hij zal met een staal gezicht
'n Verkeerde steen aanzetten!
Hannie: Is dat nu allemaal voorbij?
't Is haast niet te geloven!
Als exploitant is hij exit
Als vriend blijft hij hier boven!
LIED 2.
W ij z e Oom Piet is weer terug uit Amerika.
Tonny: Jan, de trots van A.F.C.
Geeft de club nu haar congé
Hij geeft 't slaven nu cadeau!
Hij komt nu alleen nog maar,
Voor een kaartje met elkaar,
Of een potje domino!
REFREIN
Trio: Geen mens die zo fijn klaverjassen kan,
Domineren kan,
Als die witte Jan!
Maar ook niemand die zo slecht tellen kan,
Hij vertelt zich dan,
Die Jan!
2.
Hannie: Jan en Miep doen het voortaan
Maar een beetje kalmer aan,
Daar is alles mee gezegd!
Miep blijft thuis, o wat een strop,
Maar Jan zoekt zijn vrienden op
Waarmee hij een kaartje legt!
REFREIN
Trio.
3.
Loesje: De familie van der Pijl,
Had altijd haar eigen stijl
Was gehecht aan A.F.C.
Daarom goeie, beste Jan,
Kom maar hier zo vaak je kan,
Maar breng Miepsie ook eens mee!
REFREIN
Trio.
Loesje: Hij was niet slechts de man
Die ons dat kleurloos goedje bracht,
Ook op 't terrein was hij „de man";
Een prima, eerste kracht!
Tonny: Hij liep als een zigeuner rond
Met hamer, zaag en bijl
Dan was hij in zijn element;
Zo echt Jan van der Pijl!
Hannie: En was hij op de A.R.O.L.-dag
Die zondag bij de hand,
Was d'overdekte op ons veld
Beslist niet afgebrand!
Loesje: Toch was hij vaak een beetje wild
En dikwijls ondoordacht
Dat heeft hem tweemaal op ons veld
Een ongeluk gebracht!
Tonny: Wie moet nu al die klusjes doen?
Och Jan is toch aanwezig!
Men zag hem alweer op het veld
En hij was vlijtig bezig!
LIED 3.
W ij z e O, la, la.
1.
Hannie: We kunnen van der Pijl maar node missen,
Tonny: Maar ja, hij moest uiteindelijk zelf beslissen!
Loesje: Nu moet hij voor zijn borrel ook betalen!
Hannie: Kan hij zijn taks wel halen?
Tonny: Het tempo wordt daardoor misschien gedrukt.
REFREIN
Trio: Oh, la, la,, oh, la, la,
Wat moet je nu gaan doen zonder Aafcee?
Er is voor Jan niets meer te kokkerellen,
En ook niets op het veld meer te herstellen!
Oh, la, la, oh, la, la,
Zoiets valt voor de witte toch niet mee!
Kom maar Jantje
Help een handje
Blijf een steun voor A.F.C.!
Oh, la, la, oh, la, la, oh, la, la!
2.
Hannie: Nu zien we Jan steeds in z'n burger pakkie!
Tonny: Hij komt op 't clubhuis met zijn eigen prakkie!
Loesje: Hoe moet hij nu de honderdduizend winnen?
Hannie: Of is hij soms al binnen?
Tonny: Eén ding staat vast helaas we zijn hem kwijt!
REFREIN
Trio.
Nadat nog een aantal schelmenstreken, meestal door
Jan begaan, maar toch ook wel eens ten name van
Miepsie, door ons drietal waren behandeld, kwam Han
nie aan de laatste strofe van deze, door Jaap a Cohen,
weer op meesterlijke wijze samengestelde voordracht.
Hannie: Nu vieren we te zamen feest:
Ze leven beiden hoog!
Want onze Jan die heeft beslist
Veel pijlen op zijn boog!
Het hierna nog volgende slotlied, werd door alle
aanwezigen uit volle borst en met overtuiging mee
gezongen
W ij z e Het torentje van Pisa.
Trio.
1.
Er is een tijd van komen,
Er is een tijd van gaan
Daarom is 't met de heerschappij
Van Miep en en Jan gedaan!
REFREIN
We gaan met Miep en Jan
Hun afscheid samen vieren!
Heel Aafcee
Stemt dat wee,
Maar ach, we feesten toch maar mee!
Het echtpaar Miep en Jan
Gaan lekker rentenieren!
Allebei.
Zwoegen zij,
Die tijd is nu voorbij!
Nu komen ze op 't clubhuis slechts als gasten,
Jan draagt niet meer zijn blauwe sloof
En bakt niet meer in het alkoof!
We gaan met Miep en Jan
Hun afscheid samen vieren,
Driewerf heil
Voor de stijl,
Van 't echtpaar van der Pijl!
2.
Ze hebben met z'n beiden
Het stapel werk verzet
Jan zag men meestal in de zaal,
Miep achter het buffet!
REFREIN
Van het oorverdovende applaus en de dank en hulde
aan de auteur en de actrices gewaagde ik reeds.
We hebben genoten. J. T. S.
8