Mixed Pickles BequnstiGinQ van onze aövcRteeRöeRS, houöt öe schakel in stanö Zilveren Bal f rie Zilveren Bal Commissie heeft haar werkzaamheden gestaakt; het machtige Zilveren Bal Tournooi in Rotterdam, het grootste en belangrijkste voetbaltoernooi in Nederland is niet meer. Het Arol-toernooi van onze club, dat zich dertig jaar lang in de ogen van de clubs en van de pers kranig heeft gehandhaafd als het op een na belangrijkste toernooi, is blijven bestaan en het loont de moeite eens na te gaan, waaraan het overlijden van de Zilveren Bal en het voortleven van de Arol is toe te schrijven. In de eerste plaats geloven wij, dat van huis uit de opzet van de Zilveren Bal een andere was dan van ons toernooi. Vooraanstaande Rotterdammers hebben rond de eeuwwisseling het Zilveren Bal-toernooi in het leven geroepen, omdat Sparta gedegradeerd was en Rotterdam toen geen eerste klasser meer rijk was. Men zocht toen naar een weg om de Rotterdamse voetballiefhebbers toch eerste klas voetbal te laten zien en nodigde voor het begin der competitie talrijke sterke clubs uit om op Sparta een toernooi te spelen. Merkwaardig genoeg is de Arol ook uit nood geboren, maar daar was de gedachtegang anders. A.F.C. was tweemaal achtereen gedegra deerd en Gé Bosch stelde het Arol Beker-toernooi in om A.F.C. voor het begin van de competitie aan enige nuttige oefenwedstrijden te helpen. In de tweede plaats heeft, toen de voetballerij van gezicht veranderde en het betaalde voetbal werd ingevoerd, de Zilveren Voetbal Commissie de grote fout gemaakt te aarzelen. In het voorjaar van 1955 publiceerde zij, dat jaar geen toernooi te organiseren teneinde eerst de ontwikkeling van de voetballerij af te wachten. In 1956 kwam zij terug, maar maakte uit vrees voor lege tribunes de blunder een opluisteringswedstrijd te organiseren tussen twee- semi-prof ploegen. Dat was een klap in het gezicht van de amateurclubs, die hadden ingeschreven en zij kon het toernooi er niet meer mee redden, tenminste wat de publieke belangstelling aangaat. Daarom is haar motivering: ,,dat het in de tegenwoordige omstandigheden niet meer mogelijk is toernooien voor voor amateurs te organiseren, die als sportgebeurte nissen waardig aansluiten aan de toernooien, die zij sedert het jaar 1900 heeft georganiseerd" er dan ook volkomen naast. Men kan natuurlijk altijd toernooien voor amateurs organiseren en die toernooien kunnen altijd waardig zijn. Maar... het ging om het publiek. En nu het publiek niet meer komt kijken bij amateurwedstrijden heeft de Z.V.C. het bijltje erbij neergegooid. Bij A.F.C. hebben wij destijds pas achteraf gemerkt, hoe fel het publiek op een dergelijke toernooi was en min of meer tot onze eigen verrassing was de Arol dertig jaar lang het sluitstuk op onze begroting. Toen dus dat sluitstuk wegviel, was de doelstelling van de Arol nog niet ver dwenen. Vandaar dat reeds in November 1954 de toenmalige Arol Beker Commissie een bespreking aanvroeg met het Dagelijks Bestuur en men binnen een half uur het erover eens was het Arol Beker-toernooi te handhaven, ook al zou er geen publiek komen. Men weet hoe de clubs op onze uitnodiging gereageerd hebben. Genegeerd door de pers en genegeerd door het publiek zijn toch onze toernooien in 1955 en in 1956 een groot succes geworden. Als niet alle voortekenen bedriegen dan zal ook toernooi 1957 waardig aansluiten aan zijn voorgangers. Moraal van de historie? Aarzel nooit tijdens een crisis, maar durf een beslissing te nemen. Het vierde. Als wij dit schrijven, is het lot van ons in nood verkerende vierde elftal nog niet bekend. In de Schakel kolommen is herhaalde malen gewezen op het grote belang, dat A.F.C. erbij heeft vier elftallen in de K.N.V.B. te houden. Degradatie van het vierde naar de plaatselijke afdeling betekent, dat de afstand tussen het eerste en de lagere elftallen weer groter wordt. Het vierde moet zich handhaven en het tweede moet zo snel mogelijk terug naar de reserve tweede klasse, anders komt ons eerste elftal vroeg of laat in een lucht ledig te hangen, dat fataal zal blijken te zijn. Iedere club moet door ziekte, blessures, militaire dienst en wat dan ook herhaaldelijk een beroep doen op reservespclers om het eerste elftal te completeren. Wij zullen op de duur nooit opkunnen tegen clubs als H.F.C., V.V.A., de Spartaan enz. als wij tegen die ploegen spelers in het veld moeten brengen, die slechts ervaring hebben opgedaan in de reserve derde klasse of in de afdeling. Gelukkig hebben de jongens van het vierde onder leiding van Jan Steensma dit zeer wel beseft. Clubliefde en de bereidheid tot het brengen van persoonlijke offers zullen uiteindelijk als steeds de oplossing moeten brengen. Gevaarlijk. Hebt U weer gelezen, hoe ongelooflijk gevaarlijk de borrelpraat is: ,,Ach we hoeven ons niet ongerust te maken; Jantje moet nog tegen Pietje spelen en Pietje gaat nog naar Jantje, dus wij komen er toch wel door." Wat wisten we het weer allemaal goed op het clubhuis te vertellen. Nu ja, zullen wij verliezen. J.S.V. krijgt Baarn nog. En J.S.V. kent er geen klap van. Jawel, en dan komt de wedstrijd J.S.V. tegen het zeer sterke Baarn en voor Baarn staat er niets meer op het spel en die sturen een of ander fantasie-elftal naar Utrecht en dan verliest Baarn met 61. Wij zullen het toch altijd echt wel zelf moeten doen. V.V.A. Tot onze grote vreugde is de vriendschap tussen V.V.A. en A.F.C. hechter dan ooit geworden. Gaarne hulde aan de sympathieke Latje Reelik, de president van V.V.A., die een grote rol heeft gespeeld in de hernieuwde toenadering tussen de oudste club van Amsterdam en haar oudste zusje. Beide clubs dragen het trotse rood en zwart, de kleuren van ons Amsterdam; zij bleven beide de amateurstatus trouw en vervullen in Am sterdam-Zuid en in Amsterdam-West een zeer belangrijke rol. Die clubs moeten elkaar steunen, moeten vrienden zijn.' De grote broers kunnen daarvan wat leren. In Rotterdam bijvoorbeeld is de verhouding tussen Sparta en Feyenoord, die elkaar ook broodnodig hebben, zo slecht geworden, dat bij een wedstrijd tussen beide het bestuur van de bezoekende vereniging weigert op het officiële gedeelte der ontvangende vereniging plaats te nemen. Dit heeft in Rotterdam de volgende mop geboren doen worden, die wij U niet willen ont houden: „Een speler van Feyenoord gaat naar zijn bestuur en zegt, dat hij overschrijving wil hebben naar Sparta. Het bestuur vraagt, hoe hij dat nu in zijn kop krijgt, waarop de speler antwoordt, dat Sparta zijn jeugdclub is. Hij heeft van de dokter gehoord, dat hij niet lang meer te leven heeft en nu wil hij zijn laatste levensdagen spelen voor zijn vroeger jeugdclub. En laat Feyenoord nou die jongen op dezelfde dag nog zijn overschrijving geven zonder een cent transfer te vragen. Weet U waarom? Ze zien bij Feyenoord liever een dooje Spartaspeler dan een dooje Feyenoordspeler." <-r 7

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1957 | | pagina 7