Mixed Pickles
BequnstiQinq van onze aöveRteeRöeRS, houöt öe schakel in stanö
62 jaar.
TVlog drie jaar en A.F.C. valt onder de Ouderdomsverzekering en kan als gehuwde (A.F.C. moet als ge-
J-^trouwd beschouwd worden, want anders zijn A.C.C. en A.B.C. onecht) ondersteuning gaan halen een
ondersteuning die, als je zo de resultaten nagaat, we test kunnen gebruiken ook. Inmiddels is de 62ste ver
jaardag met grote opgewektheid in het Apollo-Paviljoen gevierd. Men mag in de redactionele kolommen geen
reclame maken maar ik wil Hans Flink toch niet het compliment onthouden, dat zijn diners ook bij grote deel
neming en bij langdurige speech-onderbrekingen (arme koks!) voortreffelijk blijven. Over die speechen gespro
ken- mag ik Henk Esser of zijn eventuele opvolger een tip geven? Ik moet beroepshalve nog al eens naar een
diner en nu heb ik deze winter twee maal meegemaakt, dat de tafelpraeses aan het begin mededeelde, dat er
alleen gespeecht zou worden bij het dessert. De stemming is tegen die tijd 100 graden in de schaduw en wie
dan spreken wil weet bij voorbaat, dat hij echt iets te zeggen moet hebben en dat hij heel kort moet zijn. En
dat is niet gek, want Holland telt zo veel sprekers maar zo weinig redenaars en wij hebben in dit zonloze,
sombere klimaat zo gauw de neiging, enigszins zwaar op de hand te worden. Is een feestdiner als het
jaardiner van A.F.C. geen feestdiner is, wat is dan wél een feestdiner nu echt de plaats om te zeggen,
dat men zich aan het einde van het verenigingsjaar zal terugtrekken?
Neen aan een dergelijke dis passen slechts constructieve speeches. Die waren er uiteraard ook. Van Dick
Disselkoen, zichtbaar ontroerd, dat hem met Ben Bonkink de A.F.C.-Nobelprijs werd uitgereikt. En inder
daad dat is ook iets, want de toekenning van die jaailijkse prijs geschiedt in overleg tussen de voorzitter en
degene, die de Nobelprijs heeft ingesteld: A.R.O.L.-uitvinder, oud-penningmeester, erelid Gé Bosch.
Waar er zovelen zijn in de club ook bij hen, die thans de eer genieten, uitgenodigd te worden vooi het
jaardiner die de wordingsgeschiedenis van deze prijs niet kennen, het volgende: Het erelidmaatschap brengt
met zich mede vrijstelling van contributie. Erelid Gé Bosch heeft meer dan een kwart eeuw geleden mede
gedeeld dat hij voor het bedrag van zijn contributie een geschenk wilde doen geven aan de man, die in dat
jaar iets zeer uitzonderlijks voor A.F.C. had gedaan en dat dit geschenk zou moeten worden aangeboden
tijdens het jaardiner. Deze Nobelprijs is dus ten principale gebonden aan een aantal guldens, n.l. het bedrag,
dat Gé Bosch aan contributie zou moeten betalen, als hij geen erelid was, maar werkend lid.
En zo gaat telkenjare de voorzitter van onze club na ruggespraak met zijn bestuur (en ge kunt U de
vermakelijke beduvelarij indenken, als de keus op een bestuurslid gevallen is, waarvan deze vóór 18 Januari
niets mag weten) naar Apollolaan 9, om Gé Bosch te vertellen, wie voor deze prijs in aanmerking komt en
met hem te overleggen. Dat was al zo in 1929, toen Dick Bessem de eerste was, die deze prijs kreeg het
is nog zo in 1957, acht en twintig jaar later. Een traditie, welker waarde men niet hoog genoeg kan schatten.-
Tot zover de Nobelprijs en tot zover over het voortreffelijke speechje van Dick Disselkoen, die de intentie
hiervan zo goed begreep, dat hij (mag ik dit even verklappen, Dick?) direct Annie opbelde, om het haar te
vertellen
Er was een beste speech van aanvoerder Leeser en een hartverwarmende vergelijking tussen de „pleite" van
sommige profclubs en de „pleite" van een amateurclub als A.F.C. door Leo Horn, op de hem eigen wijze
gebracht" En toen sprak Jac. van Ooy (bijna 75), die op een paar jaar na, al die 62 levensjaren van
AFC een belangrijke rol in de club gespeeld heeft. Speler, bestuurslid, erelid en daarna - ook al weer
een'initiatief van Gé Bosch clubridder. De „grand old man" stond op en er viel een stilte.
„Ik geloof in A.F.C." zei Jac. van Ooy. „Ik geloof in A.F.C. omdat er in Amsterdam een grote plaats is
voor een echte amateurvereniging." t ,0 T - q..
Ik geloof in A.F.C. Deze vier woorden zijn de belangrijkste, die tijdens het-diner, op 18 Januari 1951,
waar zo veel té veel en zo lang té lang gesproken is, geuit werden. Zij werden geuit door een
man, die alle ups and downs in de vereniging heeft beleefd en die beseft, dat wij in onze lange, bewogen,
soms glorierijke maar altijd boeiende - historie nu weer in een depressie zitten, die langzamerhand slechts
vergeleken kan worden met die in de jaren 19211925.
Deze man sprak de historische woorden „Ik geloof in A.F.C." Mogen deze vier woorden allen die onze
club door de onoverkomelijk schijnende moeilijkheden die zich opstapelen moeten loodsen, sterken en ïnspi-
reren' Publiek.
Hoewel dit jaar 1957 ook al weer aan het opschieten is, mag ik misschien nog even op de voortreffelijke
Nieuwsjaarswens teruggrijpen. Daar liet de auteur zeggen, dat hij Galli en mij teleur moest stellen, maar
dat de belangstelling voor het amateurvoetbal afgelopen is. Mogen wij met ons dikke en koppige hoofdje
néé" bliiven schudden Het gaat n.l. bij de publieke belangstelling óók om geografische ligging enom
resultaten! Op de eerste Zondag in dit seizoen, dat het Olympisch Stadion niet draaide sprong onze recette
(AF.C.de Spartaan) tot bijna het gemiddelde, dat wij maakten vóór de invoering van het betaalde voetbal.
Op de Zondag dat Elinkwijk—Willem II werd afgelast, stroomde het publiek naar Velox—Zeeburgia en daar
werden twee vliegen in één klap geslagen: een onverwacht grote recette en daverende persverslagen wegens het
vertoonde spel. Van Emmenes schreef, dat er vrijwel geen verschil was met een semi prof-wedstrijd. Onbewust
demonstreerde hij daarmede een der grootste misverstanden, die in de voetbalwereld bestaan. Velen schijnen
echt te menen, dat het voetbalspel in ons land op hoger niveau gekomen is sinds voor de beoefening van dit
spel vergoeding gegeven mag worden. Dit kan uiteraard niet op korte termijn, maar op lange termijn. Tot
nog toe is het zo, dat het Nederlands Elftal tot betere resultaten kwam, omdat in het buitenland ope
rerende Nederlandse beroepsvoetballers konden worden opgesteld en dat de top-clubs tot beter voetbal kunnen
komen omdat er een (nog te grote) hoofdklasse gekomen is. Selectie van de besten leidt altijd tot prestatie-
verbetering. Allen, die het goed menen met de voetbalsport, hebben tientallen jaren gevochten voor een
hoofdklasse
De betaling als zodanig kan dus niet in een paar jaar tijds leiden tot een zó groot kwaliteitsverschil tussen
prof- en amateurvoetbal, als men wel heeft willen suggereren. En als de amateurs hun kwaliteit opvoeren
(en wat kan een amateur, een „liefhebber" dus beter willen, dan zijn liefhebberij zo goed mogelijk beoefenen)
dan komt het publiek wél. Vraag het aan de penningmeesters van Zeeburgia, Quick Nijmegen dat meer
publiek trekt dan prof stadgenoot N.E.C. H.V.V., H.F.C., Velox etc.
7