Mixed Pickles
BequnstiqiriQ van onze aöveRteeRöeRS, houöt öe schxkel in stanö
Kegelen.
TK zou toch maar blijven schrijven" zei Ben Bonkink, toen ik vermoeid, maar weinig trots baan 2 verliet,
waar ik mijn Kegelbijdrage had willen leveren voor de ploeg, waarvan ik deel uitmaakte tijdens de
daverend gezellige Kegelavond, die A.C.C. voor zowel dames en heren organiseerde in gebouw „Marcanti",
bij de Markthallen of daaromtrent.
Die ploeg, waarin ik zat loog er niet om, Henk Kappelhoff captain, Willy Brusse, Jac. Kohier, Ton Glas,
Wim Staats, Max de Bruin, Lou Woudstra, Karei Swart, Ouwe Dis en ik dan. Wat je noemt een ploeg om over
naar huis te schrijven. Maar ze hadden er mij niet bij moeten hebben, want toen ik nog steeds vermoeid,
maar nog steeds weinig trots die baan verliet, prijkten vijf electrisch verlichte nullen naast elkaar op het
bord. „Je hebt oesters gegooid", giechelde een ander vriendje, „vijf nullen, dat is bij de echte Zeeuwse zo
wat de beste kwaliteit." Nee, dan die ouwe kapitalist, Jac Kohier. Die trok de halve ton er uit; die kreeg
een feestilluminatie op het bord. 50000 óók gek, maar niet zó gek als mijn score.
Wat een moeilijk spel is dat kegelen. Gestrekte arm, vingers achter de bal, even loslaten nee suf
ferd, niet smijten naar die middelste kegel kijken. En dat allemaal tegelijk en voor je ontspanning. Op
„gympies" of tennisschoenen en het is gewoon om je te begillen als je onze figuren op „gympies" ziet rond
wandelen, nou ja, wandelen, noem het meer: zich voortbewegen.
De prijsuitreiking bracht mij de „stuntelprijs" (zal ik iedere avond zo stuntelen en met zo'n prachtig
schrijfgarnituur thuiskomen) en George Wijnand de poedelprutsprijs. Laat ik het aan Uw fantasie over
wat de geachte aanwezigen wisten te zeggen over journalisten als ze eindelijk eens sport daadwerkelijk
gaan beoefenen. De enige van het trio, die een echte prijs kreeg was de vrouw en moeder, de enige van
dat trio, die niet over sport schrijft. Beschamend broeders, héél beschamend.
Kegeljongens.
Met de kegeljongens moet sinds mijn jeugd ook wat gebeurd zijn. Niet, dat ik ooit echt kegelde, maar
in „Oost-Indië" in Watergraafsmeer had je echte kegelbanen en gezien een speciale persoonlijke relatie
„bewoog ik mij vrij", zoals dat heet tussen de kegeljongens. Of eigenlijk waren dat kegelmannen en in
mijn herinnering blonken zij uit omdat zij niet alleen kegels bij zich hadden maar ook een kegel om zich
heen: een mateloos gezellige lucht van bier en sigaren.
Dat schijnt nu anders te zijn. Ik kreeg zo de indruk, dat kegeljongens niet meer ruiken,' maar tekenen:
C.A.O.'s die hun „garanderen" zeventien minuten dertig seconden weg wezen na veertig minuten dertig
seconden nullen van ons aangeven. Het zal sociaal en organisatorisch allemaal prachtig zijn tegenwoordig.
Maar ik heb zo'n idee, dat ze vroeger meer „lol" hadden daar in Café „Oost-Indië" in de Meer. De kege
laars en de kegeljongens. Met geen electrische scoringborden en ieder uur een verplieht kwartier vrij.
Maar met een gaskousje en met de hand de score bijhouden en een „Nou-meneer-als-t-U-niet ontrieft
ik lust er best nog eentje" Het is natuurlijk allemaal beter en netter en zo, maar ik geloof ook wel
een beetje vervelender.
Bezoek II.
In verband met Kappelhoff's opmerking over het ledenbezoek aan de A.R.O.L.beker citeren wij Jan
Hoven, die in „Het Sportblad" van 3 Mei 1917 (bijna 40 jaar geleden) schreef:
„Door een alleszins verdiende 30 overwinning heeft A.F.C. nu de leiding in de promotiecompetitie
om een plaats in de eerste klasse B. Zou het A.F.C. nu eindelijk lukken? We willen 't hopen en geloven,
dat het cordate elftal vertrouwen verdient. Daarom deed het ons Zondag leed in het Stadion bij Ajax
diverse A.F.C.-aanhangers aan te treffen. Nu de roodhemden de beslissende sprong moeten doen, nu die
nen zij door allen die iets voor deze flinke club voelen gesteund te worden. Komt A.F.C.-ers vergezelt in
grote getale uw elftal naar buiten en moedigt hun aan tot zij gewonnen hebben. Geen Amsterdammer,
die dat de club van Scheepens niet gunt!"
Wel, we zijn een club van traditie en dus verval je dan veertig jaar later in dezelfde fout. Maar als
de heren van nu het van onze eigen voorzitter niet willen horen, willen ze het misschien wel aannemen
van een outsider.
De sportredacteur van de N.R.C., mijn goede vriend Jan Cottaar, waarmee ik in de October Schakel
de degen mocht kruisen schrijft het volgende:
Pers en amateurisme.
„Beste vriend J. (M. P.) W., Hoewel ik het ook „journalistiek-technisch" volstrekt niet eens ben met
je naschrift op mijn reactie in de Schakel, treft het me toch eigenlijk meer dat het vooral sportief niet
helemaal in de haak is. Ik heb je tevoren gezegd dat ik geen debat wilde beginnen, maar ik wilde toch wel
even verzet aantekenen tegen je passage: „Als Jan Cottaar echter meent dat meer dan 300.000 amateurs
moeten worden doodgezwegen Foei, Mixed Pickle, niemand beter dan jij weet dat ik dit niet meen!
En als jé werkelijk goed hebt gelezen vind je dat ook niet in mijn stukje terug. Ik heb daarin alleen ge
zegd dat ik deze gang van zaken in mijn vroegere debatten met jou heb voorspeld. Overigens, sans
rancune J. M. P. W."
Met genoegen neem ik zijn briefje in deze rubriek volledig, over. Inderdaad ben ik tot de door Jan
Cottaar gewraakte conclusie gekomen, omdat hij in verhand met het door mij gesignaleerde euvel, dat de
bladen het amateurvoetbal in het algemeen en de A.R.O.L.-Beker in- het bijzonder negeerden, erop wees,
dat wij amateurs het offer tot de laatste stuiver moeten betalen. Van die uitlating nu, was ik, Jan Cottaar
kennende en hem zo buitengewoon waarderende, bepaald geschrokken. Gelukkig blijkt nu, dat de leiding
van de sportredactie van de N.R.C. niet meent, dat het amateurvoetbal moet worden doodgezwegen, waar
van zeer gaarne acte.
Inmiddels heeft ook „De Telegraaf" gereageerd naar aanleiding van een brief van ons lid Hannema.
Jan Blankers, chef sportredactie, schreef aan. Hannema: „wij weten hoe groot de belangstelling voor
amateurvoetbal is", maar verklaarde het niet opnemen van het amateurvoetbal in de krant uit het feit,
dat de typografen volgens de wet eerst Zondagsnachts om 12 uur mogen beginnen.
9