Mixed Pickles
Bequnstiqinq van onze aöveRteeRöeRS, houöt öe schakeL in stanö
Onhartelijk.
Zoals te doen gebruikelijk is, heeft de K.N.V.B. links en rechts critiek gehad over zijn beleid tijdens de
vorstperiode. Men heeft in de voetbalwereld iedere winter, waarin het streng gaat vriezen twee groepen
extremisten: de ene groep zou eigenlijk van de hele voetballerij maar liever een zaalsport maken en begint
zo gauw de thermometer onder nul duikt te gillen om het stilleggen der competitie en de andere groep wordt,
bij voorkeur achter de kachel, stoer en beweert, dat er letterlijk door dik en dun heen gevoetbald moet worden.
Nu een groep van voetballers aan de uitoefening van haar sport geld verdient, is de stoere groep zeer stoer
geworden en heeft luidkeels beweerd: ,,Ze worden er toch zeker voor betaald! Nou dan!" Wij vinden dit
bepaald onhartelijk. Waarom zou iemand die ervoor betaald wordt risico lopen, dat niet geheel verantwoord
kan worden? Het behoeft toch wel geen betoog, dat op de velden zoals die in Februari waren geen redelijke
krachtmeting mogelijk was. Het gevaar voor verwondingen is zodanig, dat consequent doorgeredeneerd slechts
zij die verantwoordelijkheid licht of niet tellen de beste kansen krijg&n.
In het maatschappelijk leven worden ook abnormale risico's vermeden. Wanneer de kranten melden, dat de
loodsdiensten bij IJmuiden en Hoek van Holland gestaakt zijn wegens vliegend weer, zodat het brengen en
afhalen van loodsen een abnormaal risico met zich meebrengt, dan zal toch geen gezagvoerder van een op
beloodsing wachtend schip zeggen: waarom loodsen die kerels niet, ze worden er toch zeker voor betaald!
En als de expediteurs van de grote bladen de redacties waarschuwen, dat zij het niet meer verantwoord vinden
de krantenauto's over de Afsluitdijk te zenden, omdat dit voor de chauffeurs te grote risico's met zich mee
brengt, dan zal er toch geen redacteur zijn, die antwoordt: wat kan ons dat schelen, de chauffeurs worden toch
zeker betaald! Maar in de voetballerij schijnen altijd andere normen te worden aangenomen.
Het lijkt ons dan ook heel logisch, dat de K.N.V.B. enige weken lang de gehele competitie heeft stopgezet.
Aan dit geval zit ook nog een zakelijk kantje. Het is nu eenmaal zo, dat de Nederlander op zijn gemak
gesteld is. Hij staat niet graag in een file, hij heeft liever een zitplaats dan een staanplaats en het laten
doorgaan van de voetbalwedstrijden zou voor heel wat clubs een financiële débacle betekend hebben. En nu
kan men toch moeilijk van de*betalende clubs verwachten, dat zij aan hun thans zeer hoge verplichtingen
voldoen en anderszijds eisen, dat er gespeeld wordt, als men bij voorbaat weet, dat er geen kip komt. De
enige lering, die men uit dit geval kan trekken, is dat de competitie van achttien clubs gezien de bodemge
steldheid in Nederland en gezien de mentaliteit van het Nederlandse publiek in de practijk niet houdbaar is.
Herman Erbé
(I.H.G.). Op een ijskoude wintermiddag hebben wij Herman Erbé op zijn laatste gang begeleid. Wij vroe
gen ons af waarom juist deze man in de bloei van zijn leven aan zijn huisgezin moest worden ontrukt. Wij
leefden zo mede in het onherstelbare verlies dat zijn vrouw en zoon had getroffen. En wanneer wij daaraan
toevoegen, dat ook onze voetbalsport hem erg zal missen dan denken wij niet in de eerste plaats aan zijn
betekenis als sportfiguur, maar meer in het bijzonder aan de voortreffelijke eigenschappen, welke Erbé als
mens sierden. Een mens die niet alleen met het woord, maar ook met de daad goed aan anderen wilde doen
en in ruime mate gedaan heeft. Het was steeds een genoegen om op geregelde tijden onder een kopje koffie
met hem over alles wat ons voetbalwereldje beroerde van gedachten te wisselen. Een amateur in de ware
zin des woords, die zich terugtrok toen de betaling werd ingevoerd en die vooralsnog weigerde een functie
in het amateurvoetbal te aanvaarden, zolang men daar nog als voornaamste punt „uitbreiding van de amateur
bepalingen" op het program had staan. Terecht kon Ir. Hopster hem in zijn afscheidswoord een geslaagd
mens, noemen, want dat was hij in de ruimste zin des woords: maatschappelijk, maar vooral als huisvader
en een algemeen geëerd en gewaardeerd mens, met wie het een voorrecht was nader bekend te zijn. Een van
die vrienden, die je niet vergeet. Hij ruste in vrede.
Indeling.
Tot een van de grootste problemen waarvoor de competitieleiders zich gesteld zien, mag wel gerekend
worden de indeling van de jeugd. Wil men pedagogisch te werk gaan, dan moet die indeling zo zijn, dat al
zijn er natuurlijk krachtsverschillen en soms vrij grote krachtsverschillen als in iedere competitie, er voor de
jongens toch aardigheid aan moet zijn. Wij komen hierop na lezing van het U.D. Kanon, dat deze maand de
volledige competitie-standen van alle U.D.-elftallen publiceert en waaruit blijkt, dat de jeugdelftallen U.D.
b, d en e de volgende „resultaten" geboekt hebben: 27 gespeeld 0 gewonnen 2 gelijk 25 verloren
21. goals voor en 236 goals tegen. Het is natuurlijk zeer sportief van die U.D.-kinderen, dat die er langzamer
hand niet de brui aan geven, maar sportpedagogisch lijkt dit nergens op, want op die manier bezorgt men
deze jongelui een minderwaardigheidscomplex.
Kijkt men nu naar de pupillen-competitie, dan blijkt, dat de beide pupillen-elftallen van Go Ahead van de
16 wedstrijden, die zij gespeeld hebben deze alle zestien gewonnen hebben met een totaal-score van 176 voor
en 2 tegen.
In Amsterdam heet zoiets ongein.
Wij menen ons te herinneren, dat pedagogen van de afdeling Amsterdam een ander systeem volgen en
in de loop van de competitie tot herindeling overgaan, als de jeugdcompetitie een te gek en te verdrongen
beeld gaat geven. Zou vriend Karei Swart niet eens een artikel in „de Schakel" willen publiceren, welke
overwegingen bij de afdeling Amsterdam gelden bij het indelen van de jeugdcompetitie Het lijkt ons een
interessant onderwerp, dat toch zeker alle sportpedagogen interesseren zal.
Hervatting'.
Geen beter pleidooi kan voor een gesloten voetbalseizoen gehouden worden, dan wat wij op li maart
beleefden. Het was eigenlijk naar weer en een vinnige noordooster beet de bezoekers op de open tribunes in
het gezicht. Het was, zoals het publiek dat noemt, koud als de hel, hoewel ik mij uit de jaren op de christe
lijke school positief kan herinneren, dat mij daar verzekerd is, dat het in de hel allesbehalve koud is. Maar
ondanks die vinnige koude stroomde het publiek naar de voetbalvelden en er was zowel bij de spelers als bij
het publiek een kennelijke „honger" naar de bal. Dit mag degenen, die de zomersporten eigenlijk geen plaats
onder de zon gunnen en voetbalcompetities arrangeren, waarvan men op zijn vingers kan natellen, dat zij
het hele jaar duren, toch wel een lering zijn.