U/eet je nog wel,
oudje? 12)
BequnstiQinq van onze aövecteeRöeRS, houöt öe schakel in stanö
Ja, hoe fel leefde die voetbalwereld
in de jaren van de eerste wereld
oorlog. Men nam niet bepaald een
blad voor de mond. Men zei op een
wijze, die aan duidelijkheid niets te
wensen overliet, zijn mening en als
wij ons even indenken voor welke
uitdrukkingen tegenwoordig journa
listen voor de kadi gesleept worden,
dan had men in die jaren bestuurs
leden, supporters en journalisten wel
zo ongeveer levenslang kunnen ge
ven.
Een enkel voorbeeld. De verhou
ding tussen Willem II en N.A.C. was
bepaald schattig. Een week voor de
ontmoeting Willem IIN.A.C. stond
op het scoringbord van N.A.C. te
lezen „Zondag naar Willem II. Over
winnen of sterven!" In een voorbe
schouwing van die wedstrijd schreef
een der bladen uit Breda: „Ja, hee-
ren Tilburgers, denk om het kam
pioenschap, steeds en bij voortduring!
Denk nimmer om sportiviteit, nim
mer om uw goeden naam als speler
of als club, denk alleen om het
kampioenschap. Accepteer wèl „ge
dachtig aan het kampioenschap" een
invaller, wanneer het Bredasche
Velocitas hem U aanbiedt, maar wei
ger, om dezelfde reden het
kampioenschap een invaller voor
Kant, die door Versluijs (bah, welke
herinneringen aan dien naam ver
bonden!) uit het veld werd getrapt.
Ja, heeren Tilburgers: denk aan
het kampioenschap, wij Bredenaars
doen dat óók, maar zóó kampioen
worden, dat nooit! We zien TI in
Breda nog wel!"
Amateurisme.
De amateursbepalingen werden in
volle gestrengheid toegepast. Een
vereniging uit Amersfoort had de
schulden voldaan van een speler uit
Zaandam met de afspraak, dat deze
speler naar Amersfoort overschrij
ving zou aanvragen. Dit kwam uit
en de bond deelde de volgende straf
fen uitde betrokken speler werd
geschorst voor drie jaar; een be
stuurslid van de Amersfoortse club
voor vijf jaar, één voor drie jaar,
drie bestuurleden voor vier maanden;
de gehele club in Amersfoort voor
een maand en tevens werd bepaald,
dat die vereniging haar thuiswed
strijden gedurende een tijd van één
maand zonder enig publiek, ook zon
der leden en donateurs zou moeten
spelen. Dat loog er niet bepaald om,
zoals U ziet.
Confessioneel.
In die periode kwam ook het R.K.-
voetbal naar voren. Wanneer wij na
gaan, hoe gemakkelijk onder de druk
van de omstandigheden in 1940 de
fusie tot stand kwam tussen de
K.N.V.B., de R.K.-federatie en de
Protestants Christelijke Voetbal
organisatie, dan is het haast niet
meer in te denken, welk een enorme
deining de oprichting van het R.K.-
voetbal in de jaren van de eerste
wereldoorlog ontketende. Het Groene
Sportblad deed een krachtige poging
om olie op de golven te gieten en
schreef, dat het belachelijk en on
sympathiek zou zijn, als de N.V.B.
de opgerichte R.K.-Bond zou gaan
tegenwerken. Men had de breedheid
de zaak ook eens van het andere
standpunt te kunnen bekijken en zo
schreef het blad „al strookt het niet
met onze opvattingen, al vinden wij
ieder ingrijpen op de persoonlijke
vrijheid weerzinwekkend, de goede
katholiek kan en mag niet anders
doen dan de kerk hem voorschrijft
en de katholieken, die schitterend ge
organiseerd zijn en vooral in de
zuidelijke provincies over veel geld
beschikken, strijden naar hun eigen
overtuiging voor een heilige zaak. Zij
zullen dat verder natuurlijk doen met
temperament en met heel de hart
stochtelijkheid, die iedere geloofs
kwestie in dit land nu eenmaal pleegt
te kenmerken. Wij moeten de katho
lieken uiteraard niet steunen, maar
tegenwerken is onzin en laten wij
hen in vrijheid hun gang gaan."
Juist onlangs is de grootste voor
vechter van het R.K.-voetbal, Pius
Arts, overleden en indien men de
soms heftige polemieken uit die ja
ren leest, dan kan men zich niet aan
de indruk onttrekken, dat deze Pius
Arts een groot man was, die voor
een in zijn ogen grote zaak op bril
jante wijze heeft gestreden.
Pers.
In het bovenstaande schreven wij
al, hoe fel vooral de provinciale bla
den tekeer konden gaan. Gij kunt U
dus enigszins indenken, wat zich af
speelde, toen de tegenwoordige nestor
der Nederlandse sportjournalistiek,
Hans Meerum Terwogt, door het
bestuur van de N.V.B. geschorst
werd als scheidsrechter, omdat hij
het bondsbestuur te grazen had ge
nomen in de Nieuwe Rotterdamse
Courant. Meerum Terwogt was een
strijdbare figuur. Hoe heerlijk jong
was alles in de voetbalwereld! Toen
de herrie los barstte, was Meerum
Terwogt een der bekendste scheids
rechters in Nederland van de top
groep, zoals die thans bijvoorbeeld
gevormd wordt door Leo Horn,
Bronkhorst en Schipper. Hij was chef
van de sportredactie van de N.R.C.
en een en ander vervulde hij op
voortreffelijke wijze op zijn 28ste
jaar. Wanneer iemand thans in de
voetbalwereld op zijn twee en dertig
ste candidaat gesteld wordt als
plaatsvervangend lid van de een of
andere commissie, dan is men ge
neigd te vragen: „Is die knaap niet
nog een beetje jong?" Jasper War
ner, die toen voorzitter van de N.V.B.
was, wist niet wat hij ontketende,
toen Meerum geschorst werd als
scheidsrechter. De rechtstreekse aan
leiding was, dat Meerum in de N.R.C.
een venijnig stuk geschreven had.
over de bond onder de kop „de ratten
verlaten het zinkende schip". De ge
ïrriteerdheid van het bondsbestuur
was uiteraard wel begrijpelijk, maar
de reactie van het bondsbestuur „als
de ratten ons schip verlaten, donder
jij dan maar op als scheidsrechter"
was ingegeven door geïrriteerdheid
en dus fout. Want de gehele vader
landse pers stond op haar achterste
benen en betoogde luidkeels, dat men
de scheidsrechter niet mag kwalijk
nemen, wat hij als journalist schrijft.
Het eind van het liedje was, dat
Meerum weer in genade werd aan
genomen, hetgeen waarschijnlijk
mede te danken was aan het feit,
dat Meerum op voortreffelijke wijze
het scherpe wapen van de humor
hanteerde. In het Groene Sportblad,
waaraan hij als medewerker verbon
den was, schreef hij een gedicht over
zijn eigen schorsing, waaraan wij het
volgende ontlenen
„Ik ben zoo moe, ik ben zoo loom
M'n fluit hangt aan een wilgenboom,
M'n jasje, schoenen en m'n broekie
Die liggen triestig in 'n hoekie.
Ik zing geen enkel monter wijssie
En kijk niet meer naar 't mooiste
meissie,
Ik speel geen trictrac en geen halma,
En droom maar steeds van
Mr. Kalma,
Van Kips en Buskop, Hirschman,
Steven,
O, God, wat heb ik aan m'n leven!
Nou mag ik heelemaal niet fluiten,
Nou zit ik Zondags voor de ruiten,
Nou kan ik nooit meer Deetje
snappen
Of Haak op buitenspel betrappen.
Ik kan geen linesman meer
negeeren,
Geen enkel doelpunt annuleeren,
Ik kan niet met m'n kuiten geuren
En zit nu eenzaam hier te treuren.
Nou kom ik nooit meer op 'n kiekje,
Behoor niet eens meer tot 't kliekje
Nou kan de krant niet op me
schelden,
Ik hoor bij de versleten helden,
'k Word door geen meisje meer
aanbeden
Zooals ze vroeger weieens deden
Nou lachen ze naar Tromp en
Willing
Of naar vriend Cloche of wel naar
Drilling
Of naar Verwoerd, die ladykiller,
Stil is m'n huis, m'n hart nog stiller.
Hoofdklasse.
Het was het jaar, zoals wij de
vorige keer schreven, waarin de grote
voetbalinflatie begon en ondanks he
vig verzet van de oude westelijke
eerste klassers er een dubbele weste
lijke eerste klasse competitie werd
ingesteld. En dan bewijst diezelfde
Meerum Terwogt de waarheid van
het spreekwoord: „Journalism is
intelligent anticipation". Op 23 Aug.
1917 publiceerde hij een artikel
„Hoofdklasse" en daarin schreef hij:
12