Uit de Kapiteinshut
W£éfi>
W-ïiAs»
32e Jaargang Februari 1934 No. 7
Dit is de Schakel, die komt binden,
De oude club aan d'oude vrinden.
Redacteur: J. H. Wijnand, Ridderlaan 67, Den I laag, tel. 777197 - PI .verv. Redacteur J. Tj. Steensma, 2e v.d. Helststraat 50. A dam
Administrateur O. J. v.d. Heul, Gerrit v.d. Veenstraat 118, tel. 714194
Typografie: Drukkerij Joh. Meijer Zoon, Kanaalstraat 132, Telefoon 80710, AmsterdamW.
„Onbeduidend"
If1 NIGE tijd ge-
J leden heeft
het Hoog Militair
Gerechtshof zich
uitvoerig bezigge
houden met een
zaak, die tamelijk
veel stof heeft
doen opwaaien en
die bekend is ge
worden als de
zaak van de rijksspijker in de stoel
van de kapitein. In sommige kranten
zijn de militaire instanties, die zich
achtereenvolgens in deze zaak ver
diept hebben, nogal becritiseerd, om
dat zij zoveel tijd en aandacht be
steed hebben aan iets, wat in veler
ogen een futiliteit was.
Dat een lichaam als het Hoog Mi
litair Gerechtshof toch de moeite
heeft genomen zich diepgaand met
deze zaak bezig te houden, bewijst
wel dat het belang ervan ver uit
gaat boven de materiële waarde van
de rijksspijker, waarmee de particu
liere stoel van de kapitein werd ge
repareerd. De integriteit van een
hele categorie landsdienaren was in
het geding en dat is geen futiliteit,
die men als „onbeduidend" mag ter
zijde schuiven.
Aan deze zaak moest ik even den
ken, toen ik vernam, dat de Tucht
raad voor de Pers de klacht van
A.F.C. inzake een, voor ons grievend
bedoeld, stukje in een Gronings club
blad, niet in behandeling had willen
nemen, daar dit geacht werd „van
onbeduidende aard" te zijn. Nu wil
ik onmiddellijk aannemen, dat in de
ogen van de leden van die Tuchtraad
een blaadje als „De W.V.V.-er" niet
tot de toonaangevende persorganen
van Nederland zal behoren. Zelfs kan
ik begrijpen, dat zij de kwalificatie
„onbeduidend" uitstrekken tot de
schrijver van het gewraakte stukje.
Maar wat ik niet goed kan begrijpen,
is dat zij het doorzicht schijnen te
missen, waarvan de militaire rech
ters wel blijk hebben gegeven, die
achter de onbeduidende spijker een
belangrijk beginsel onderscheidden.
Wat toch is het geval We moeten
op de voorgrond stellen, dat het be
roep van journalist een uiterst ge
vaarlijk beroep is. De gelegenheden
om vanaf het veilige bolwerk van de
krant straffeloos vinnige steken te
geven aan alles en allen, die om de
een of andere reden iemand niet wel
gevallig zijn, zijn zo talrijk, dat
zwakke karakters het gevaar lopen
voor die verleiding te zwichten.
Ik zou een beroepsjournalist nu
we ons toch op het vlak van de sport
bevinden willen vergelijken met 'n
rugbyspeler. Bij rugby heb je ieder
ogenblik de gelegenheid om gemeen
te spelen zonder dat dat direct in het
oog loopt. De grens tussen stoer spel
en vuil spel wordt bepaald door het
sportieve geweten van de speler.
Daarom zijn alleen uiterst correcte en
eerlijke sportlui geschikt om dit spel
te beoefenen. Wie daar zondigt te
gen de regels van sportiviteit en fat
soen, wordt door zijn makkers zelf
op de vingers getikt. Daar is geen
Tuchtraad voor nodig; de spelers zijn
zelf hun eigen tuchtraad.
Zo is het ook met de journalist.
Alleen aan correcte, eerlijke en fat
soenlijke mensen mag men dat bij
zonder gevaarlijke instrument in han
den geven, dat vulpenhouder heet. Als
iemand dat wapen hanteert als 'n gif
angel, waarmee hij iedereen steekt,
die zich om de een of andere reden
zijn privé-ongenoegen op de hals
heeft gehaald, moet hem die angel
worden uitgetrokken. Zo iemand is
volstrekt ongeschikt om als journa
list, dat wil zeggen als objectief
voorlichter, op te treden.
De onderhavige scribent nu heeft,
om welke redenen zullen we nu maar
in het midden laten, meermalen ge
voelig zijn neus gestoten. Door A.F.C.
is hij geweigerd, toen hij zich als lid
aanmeldde. „Wacht maar," zal hij
gedacht hebben, „dat zal ik jullie wel
inpeperen." Hij wacht zijn kans af en
schrijft in „De W.V.V.-er" zijn gifti
ge stukje. Een andere keer wordt
deze figuur door de Tennisbond, de
K.N.L.T.B., geschorst. Weer zint hij
op wraak en ziet zijn kans schoon als
hij voor de A.V.R.O. eens een tennis-
praatje mag verzorgen. Daarin doet
hij hoe heldhaftig voor 'n micro
foon een persoonlijke aanval op de
vice-voorzitter van. de Bond, zodat de
A.V.R.O. hem moet berichten, dat z'ij
genoodzaakt is, voortaan zijn be
schouwingen aan censuur te onder
werpen. Zo heeft hij iets gehad met
de voetbalclub „Haarlem", met „de
Meer", en wie weet met wie nog
meer, en telkens wordt zijn vulpen
houder een gifangeltje. Allemaal on
beduidende gevallen misschien. Maar
het gevaar, dat schuilt in de mentali-
(vervolg pag. 2, 1 e kolom)