m ITERSON
Spartaans genot bij tu/ee hokken
Ató iede-n, uurv A3.Q.
Begunstiging van onze /Adverteerders, houdt de Schakel in stand.
Nou, daar liep ik dan met mijn staanplaats van vijf duppies
op de Spaarndammerdijk. Midden tussen die joviale en spor
tieve bewoners uit de „moord- en brandbuurt". Insiders van
het aldaar bestaande en uitgevoerde dijkenplan doken de
dijken af als geroutineerde globetrotters.
Op naar Spartaan!!! Klip no. 1 par excellence!! Inzet: de
kans op de Eretitel!!
Laat spelers nooit meer vertellen, dat wij, kaalhoofdige,
oude en dikke leden het zo eenvoudig hebben. Mijn klippen
waren legio. Bij de eerste klip stootte ik mijn welgevormd
hoofd tegen een ijzeren stang bij de spoorbomen. Als ik toen
geweten had, wat nog volgen zou had ik bij zo n geval dubbel
gelegen van het lachen. Bij de tweede klip zat ik in de
Spaarndamse modderklei tot mijn enkels. Het wekte speelse
herinneringen op aan adspirantentijd, toen wij meestal meer
modder dan resultaten mee naar huis brachten!
Maar, voortgestuwd door duizenden enthousiasten, werd ik
draaiende, schurende en schommelend tussen een zee van
ratiné's en visgraatjes de ingang doorgemangeld.
Half twee. Wat een volk, wat een volk op dat gezellige
Spartaan-terrein!! Het ietwat gedrongen figuurtje van Uw
„Jhr" zoekt een bescheiden plaatsje. Ik zie jongens op doel
palen klauteren, ik zie een half dozijn volwassenen in angstig
dunne boompjes hangen.
Bedremmeld sta ik mijn gele kaartje te verfrommelen achter
een massale haag van brede mannenruggen. Het wordt met
de minuut voller. Ja, met de seconde!! Lawaaierige klimmers
en klauteraars bij de Spartaanse vleet. Was ik nog maar
jong en lenig, denk ik, met die mieterse jongenskiel, weet U
nog, hoe zalig??
Verdrietig sta ik te peinzen. Hollende mensen botsen tegen
mij aan. Maar dan, alsof het loodrecht „from heaven" komt
vallen, krijg en zie ik de kans van mijn voetballeven. Met
rauwe kreten worden er een paar reservebanken, pal naast de
„overdekte" als het ware besprongen. Piet Hein, alle respect,
met zijn hele Zilvervloot en al zijn rap gedoe had niet sneller
en doortastender kunnen optreden dan deze ploeg uitgelezen
wellustelingen. En ik schaam mij te moeten verklaren, dat
hier Uw „Jhr" persoonlijk aan deelnam. Zo stond ik nóg wel
achter vijf-dik publiek maar kon tenminste drie-kwart van het
speelterrein met mijn blikken doorvorsen.
Eén moment dreigde mijn positie te verz(w)akken toen de
bank langzaam (het zal gebeurd zijn tussen zeven en vijf vóór
twee) slagzij begon te maken. Reeds waren er prima en eens
gezinde voornemens om de bank weer recht te sjorren, iets
wat in de deinende, schreeuwende en duwende mensenmassa
toch nimmer gelukt zou zijn, toen mijn achterbuurman, die
zeer waarschijnlijk slecht zicht had, mij zachtjes in het oor
fluisterde mij gerust wel middels een zogezegd „kontje" in
de zittribune te helpen. En vóórdat ik een fractie van enig
tijdsonderdeel het voor- ofwel nadeel van een dergelijke ge
waagde escapade kon beoordelen vatten zes, acht of wellicht
veel meer harde, stoere Spartaanse knuisten Uw „Jhr" in het
bovenbedoelde lichaamsdeel en wipten hem, licht als een
veder, over de omheining van de tribune. Op hoofd en handen
stond ik daar dus omgekeerd, ten prooi aan spot, hoon en
sarcasme.
De rest van het lijf gleed langzaam en zonder te veel
schokken binnenboord.
Mijn buurvrouw, een echt-gezellige Spaarndamse huis
moeder, met zuurtjes en „kaakies", werkte bepaald loffelijk
mede. Zelfs bood zij mij aan haar dochterje van acht jaar op
mijn schoot te zetten, doch die last kon ik nog net met een
verschrikkelijk stom lachje van mij afschudden. Eindelijk
zittend ontwaarde ik tot mijn panische ontzetting een enorme
„kat in de zak" te hebben gekocht. Van de achter mij zitten
de luitjes mocht ik slechts voor eigen risico opstaan en gezien
mijn afkeer van builen en andere feestversiering, bleef ik der
halve zitten als een klit van D.W.V.-afmeting zo vast.
Vóór mij en naast mij ruggen van jassen en mantels. En
dat tijdens de Balansopruiming! Iemand naast mij beweerde
inmiddels halfvast te weten dat de wedstrijd al begonnen was
en ja, hoor, op een gegeven moment zie ik de bruin-oranje
bal hoog boven een Stetson uit. Het is een prachtig gezicht.
Even daarna wees iemand boven een zijden pet en, warempel,
weer zie ik die oranje-pit. Er wordt bepaald in een „hoog"
tempo gespeeld.
„Gooi hem voor het hok!!" brult de Spartaanse menigte.
Ik begrijp er nu helemaal niets meer van. Zien doe ik dn het
geheel niet meer want onder oorverdovende toejuichingen zakt
mijn hoed en door vilt kan je niet kijken.
t Moet 10 voor Spartaan zijn, want ik zie allemaal
lachende gezichten van mij vreemde personen. Maar weer
schijnt „hij voor het hok gegooid te zijn, maar nu aan de
andere zijde. Nog net zie ik tussen een elleboog-gaatje Sonne-
velt en Janbroers dansen, 't Is 11. Voor de rest wordt het
een kwestie van statistiek, geduldig lijden en kronkelingen van
hals, hoofd en andere ledematen. Soms zie ik een onbeduidend
fragment, leef dan ijselijk in spanning en ga maar af op ge
zegden en opmerkingen rond mij. Ik hoor maar van Meyer en
Meyer en Meyer en weet op geen stukken na of de „Spar
taanse ofwel de „Redse" Meyer wordt bedoeld.
In de rust krijg ik mijn bezinning terug en realiseer mij
duidelijk op wat voor afschuwelijke wijze ik „getippeld" ben.
Ik sla mijn ogen links op en ontmoet vele hartelijke Spartaan
ogen. „Zit U goed?" durft er nog een van de scheve bank te
vragen. Ik laat hem fijn in de onwetendheid met: „Wat had
U dan gedacht?"
Voor mijn figuur kan ik niet weglopen en er zit niets anders
op dan de tijd gelaten uitzitten en genieten van de buiten
lucht. Ik tel de motgaatjes in de jas van mijn voorman voor
de afleiding en kom tot 28.
Na half-time gaat de bal schijnbaar vaak door beide hok
ken. want de stand staat geen mament stil. „Donder hem dan
voor het hok, sufferd!!" schreeuwt de juffrouw van de zuurtjes
naast me. Ik krijg eindelijk ook een ananaszuurtje en het
blijft voorlopig mijn enig zoet-kleverige genot.
Op het laatst gaat iedereen staan, achter mij en overal. Dat
is mijn kans, denk ik en kijk schichtig om of er geen doffe
dreun op komst is. Plotseling zie ik het gehele veld. Een blik
op het schoonste plekje in de Alpen kan nooit een mooier en
treffender beeld hebben opgeleverd dan wat ik zag. Daar
waren zij, onze trouwe knapen, Coen, Paul, Joop, Chris en al
die harde werkers voor wie zo machtig veel A.F.C.'ers waren
gekomen om hen in hun keiharde strijd tegen de Spartanen
een moreel steuntje te verschaffen.
De stand is 43 voor A.F.C. en er is nog één kwartier te
spelen. Wat een summum aan sportblijdschap, dat laatste
kwartier te kunnen zien. En dat voor 10 stuivers, vijf cent
een goaltje, pak weg voor het uitzoeken.
gaan wij natuurlijk naar
in de Roelof Hartstraat nummer 34,
telefoon 2.0.5.8 0,
want hij levert ons steeds het
beste voor onze sportuitrusting