Partir, c'est retourner vite 1845 Ieder fl.^.G.-er drinkt Oude Genever merk van B. MOERBEEK Jr. "Begunstiging van onze Adverteerders, houdt de Schakel in stand. Moeizaam zeul ik m'n zware koffer op het achterbalcon van lijn 4, die zonder overtuiging en schokkend aan 't laatste stukje Dam-Centraal begint. De lichten van het roezig cen trum knipogen uit etalages en drie-, vier hoge etages van gebouwen, waar zwoegers een overuurtje maken, 's Morgens werd met de klap van de huisdeur het woordje „Amsterdam" in m'n paspoort met een harde haal doorgestreept. Het is onleesbaar geworden. Het is daar op het achterbalkon van lijn 4 een beetje moeilijk te begrijpen, dat ik straks in het Centraal een kaartje „enkele reis" ga kopen. Dat het geen retourbiljet is, waarop ik, desnoods met de laatste trein, terug kom. Dat ik niet op lijn 25 sta, niet het zo overbekende pro gramma door de conducteur (met het halve brilletje) hoor af roepen: Spui, Munt, Heerengracht: O, de Prinsengracht slaan we over, Weteringschans Straks roept ie Maasstraat. Die mededeling geldt niet voor mij. Ik weet namelijk waar de Maasstraat is. hiaar toch zal ik het hem straks, als ik Amsterdam bezoek eens vragen. „Conducteur „Natuurlijk, meneer, rechtdoor, derde straat links." Lijn 4 schokt door. En de lichten van de Dam worden kleiner, steeds kleiner en als ik de deur van het Centraal openzwaai zijn ze nog maar wazig te onderscheiden. Ze vloeien ineen tot een mistige lichte vlek, want de ramen van de deur zijn smerig en dan trillen ze even in de prisma van een sentimentele traan om het afscheid aan een oude vriend. Dan slenter ik door met die zware koffer door de hal. De grote klok springt één minuutje vooruit18.01 uur. Stationstechniek ben ik blijkbaar vergeten, want ik ga staan in het langste rijtje. Afwezig hoor ik vreemde mensen hun wensen vertellen, „Enkele reis, Amersfoort, derde klas „enkele Haarlem" „enkele Tilburg wat een lol. Til burg langzaam schuifel ik voor het loket„Een retoip- pardon, een enkele Den Haag. Dat is dus geen driie gulden twintig, maar twee gulden. Tweede perron West hollen allerlei mensen. Als ik m n koffer op het balkon schuif, springt de klok op 18.05 uur. Een chef slaat de deur achter me dicht, een andere deur, die dichtslaat en die voor mij pas zal opengaan als de lichten van de Dam kilometers ver zijn. Langzaam, maar dan al sneller schuift de trein het station uit. De lichten van de Prins Hendrikkade schijnen duizend voudig in het zwarte water voor het station. Onwezenlijk gloeit bet rode licht van het kruis van de Sint-Nicolaaskerk in de avondlucht. Op het IJ klinkt de barse toon van een sleepboot, een kleine vrachtvaarder glijdt juist langs de kop van het Stenen Hoofd. Verschrikt schichten de lichten van de Haarlemmerhout tuinen voorbij. Zo snel gaat het, dat het één langgerekt snoer wordt, dat eerst breekt bij de Spaardammerbuurt. Een schok kende lijn 12 zwiept met zijn beugel over de brug en dan wordt het donker, want het park is een donkere vlek zonder enig houvast en ze geeft haar duisternis pas over als de lichtjes van een fabriek een vergeefse poging doen om de steenkoolbergen in West iets fleurigs te geven. Langs de trekvaart doet lijn 18 zijn best ons bij te houden. Even volg ik dat typische lijntje, waarvan iedereen het bestaansrecht betwijfelt. Wij zijn immers veel eerder bij Sloterdijk. Sloterdijk met zijn glibberige dijk. 't Enige wat ik zie is een billard van een café, waar ik nog in kan kijken. Er staan een paar mannen in hemdsmouwen bij. Ongezien zullen ze er meer van kennen dan ik. In de lichte vlek, die als een beschermend waas boven de stad hangt, tekenen zich, vaag de omtrekken van huizen en torens. Honderden verlichte vensters, waarachter mensen zijn, hun krant lezen en hun werk maken, het eten op tafel zetten of reeds plechtig danken voor het genotene. Daar achter die onzijdige vensters, met nette of verstelde gordijnen leeft het lief en leed van de stad, die je als kind al zo trok. Waar je op herfstige ochtenden gedwaald hebt langs de serene grachten, die stil en onbewogen het beeld van oude huizen weerspiegelden. Waar je op een onver wacht ogenblik geconfronteerd werd met de slanke Wester toren, die in een feest van facades en grijze lijnen versmolt in de gouden kroon van Maximiliaan van Oostenrijk. Waar je doolde over de ophaalbrug naar het Prinseneiland en luis terde naar het verhaal der oude gevels van de Zandhoek. Waar je frank en vrij de schepen van het IJ zag zwoegen. Waar je als klein kind al mee mocht naar een voetbalwed strijd aan de Wandelweg, waar je al je levenslust en vreugde mocht uitzingen op het scoringbord van A.F.C. en juichen en schreeuwen mocht als de helden van je leeftijd je met zulk een kortstondig geluk als een doelpunt verrijkten. Dat kon je vertellen aan vriendjes op school, die cynisch dan knikten en zeiden, dat we bijna onderaan stonden. Ach, als kind van zes jaren, dan zegt je zo'n stand toch zo weinig, dan zie je je kleuren als symbool van je liefde. Die simpele liefde, die gelijk bleef, of je won of verloor. Je trouw was je kleur en je liefde je club. En wat voelde je je groots als je mocht hel pen bij een wedstrijd. Het overbrengen van een boodschap was belangrijker dan de begroting van het land! Duizend stappen heb ik liggen op dat veld, achter de dijk, die langzaam het gezicht beneemt op de oude stad, die ver van Holland in de hitte van de middag mijn ideaal geweest is, mijn thuishaven zou zijn na een rommelig bestaan. En ze is 't toch geworden, ze liet na jaren weer de oude weg be wandelen, die eindigde bij een paar scheve loketten, waar „overdekte" of „jongensplaatsen" op stond. En zelfs met de zelfde ergenis! Weer die verdomde seinvlaggen en wimpels, die de een of ander in een vlaag van decoratiedrang langs de tribunes wilde zien. Dezelfde club met dezelfde charme en dezelfde fouten. De trein gaat verdertikkebom, tikkebom, een huis in de polder of een stad langs de duinen, tot de deur weer open gaat. En daar is dan weer die zware koffer, die in de lengte door de uitgang van het station moet worden gemanoeuvreerd. Buiten op het verlaten plein haast zich een enkele voet ganger in de regen. De lantaarns bungelen driftig heen en weer in de wind en een paar druppels'flitsen langs het lamp licht. Lang duurt het voor de bus komt, lang zal het duren om te wennen aan zwiepende lantaarns boven een hol, killig plein. Thuis ligt een krant, een nieuwe krant, die ik nooit las. Ik moest me toch ergens op abonneren. Ongeïnteresseerd dwaal ik door de kolommen. Voorbeschouwingen over V.li.C. en A.D.O. en H.V.V. Helemaal beneden staat een programma voor a.s. Zondag en ergens onder de titel 2e klasse A.: A.F.C.D.W.V.. „Ria, Zondag A.F.C.—D.W.V." „Fijn, dan gaan we kijken!" Twee derde retour Amsterdam." FREDERIKJE. Prinsengracht 757, telefoon 37405 Overtoom 109, 80212 De Clercqstraat 113, 82106 13

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1949 | | pagina 13