't /ekroontSpinnewiel
De normandie
Zw/arte kunst
Uw kennissen en sportvrienden
ontmoet U in de
Bar - Bodega - Restaurant
en
]3egunstiging van onze Adverteerders, houdt de Schakel in stand.
14
Op 't zelfde moment, dat de „Jhr" weer eens de pen
opneemt, teneinde iets voor de Schakel te plegen, wordt er
aan de bel getrokken. Ik doe zelf open en sta pardoes voor
een zigeuner-vrouw. Een echte, met git-zwarte lange haren
en ogen, die het diepst van je ziel besnuffelen.
Wat doen zigeuners in de regel anders, dan vioolspelen,
kaartleggen of wat wegnemen?
Ik liet haar voor de grap plus twee pegels binnen. Dat
kon gemakkelijk, want mijn vrouw was namelijk ook thuis.
Ik begon te vertellen. Dat gaat meer bij helderzienden.
Ik vertelde lid van een sportclub te zijn. Dat had ze al lang
„in de kieren' zei ze, want dat zag ze aan mijn lenige lijn'
en mijn sportieve kop.
„Welke club?" vroeg zij brutaal, maar ik deed of ik niets
hoorde.
„Vertel maar wat over de toekomst van mijn club en zo",
begon ik.
Nou, en daar lag A.F.C. binnen twee minuten op tafel,
vereeuwigd in de vorm van een slonzige hoop van 32 smoe
zelige vette speelkaarten.
Bovenop lag harten-aas. Dat betekende, dat de „harten van
onze leden „aasden" op punten-winst. Geflankeerd door
schoppen-boer. „Dat klopt, dat is de Tweede-klas-Noord-
Hollandseü" dacht ik.
„O, jée", vloog ze ineens op, „wat een klaveren wat een
klaveren, dat betekent oneffenheden op haar paden.
Zal meteen Jan Meijer bellen, dat Harry moet schoffelen",
dacht ik, maar zei niets.
„En dan die ruiten-vrouw, dat wil zo veel zeggen als de
vrouwen die in het clubhuis tijdens de wedstrijd achter de
ruiten zitten kijken."
Weer slaakte ze een diepe zucht en sprak zachtjes: „U
zult tegenstand ontmoeten, dat zit hem in de ligging van
de onderste helft van de kaarten."
„Als het dan maar in de bovenste helft van de competitie
is", meende ik hoopvol op te moeten merken.
„Dat kan ik U wel zeggen", zei ze mij terdege obser
verend. „dat U op de helft bovenaan staat."
„Vaag," vond ik „vooral van die helft."
„Legt U er twee piek bij dan zal ik U de einduitslag
voorspellen.
„Top, dat scheelt mij een half zenuwengestel.'' Enfin, laat
ik er mee volstaan te zeggen, dat zij de zoveelste was, die
er heilig van overtuigd was, dat wij le klasser zouden wor
den. Alleen noemde zij geen jaartal. Dat doen wij immers
ook nooit.
Plotseling slaakte zij een rauwe kreet: „Ziet U die drie
Heren daar niet door elkaar liggen?
„Ja," schreeuwde ik verbluft terug, „dat zijn die drie Mof
fen, die Nol Ruiterman in Düsseldorf knouck-out timmerde,
alleen waren het niet bepaald „heren
„Kijk, die kaart in het midden is de spil, waar alles om
draait."
„Stopper, zeker," haaste ik mij te zeggen om een zekere
vooraanstaande sportjournalist niet ernstig in zijn sport- ge
loofsovertuiging aan te tasten.
Maar venijnig antwoordde ze: „Om een Stopper- spil draait
lang niet alles; hoogstens een versufte midden-voor, wat
angst en wat geld!"
„Rang, die zit!' vond ik in voetbaltermen. Droevig staarde
zij naar het hoopje kaarten en sprak langzaam en gelaten:
,,'t Is alles niets nieuws; ik zie overschrijvingen, sigaren
winkels en zaken met tapvergunning. Het eentonige lied van
slinger-backs en stopper-spillen, van kiftende journalisten en
boze oud-internationals.