zen voorzitter eens, dat er in onze achter hoede een groote fout schuilt en is het een pijnlijke wetenschap dat wij ons eerst bij een productie van vier of vijf goals eenigs- zins gerust op een overwinning kunnen ge voelen. Wat is nu die fout, hoe kan zij verbeterd of beter nog, uitgeschakeld worden? Om hierop een antwoord te geven zou ik gaarne mijn kijk op het geval willen weer geven. Vanzelfsprekend is het zeer juist hetgeen de heer Galavazi schrijft, dat de backs en halfs waar mogelijk, het werk van den keeper door tactisch terugspelen, afhouden enz. moeten trachten te verlichten. Ik zou de zaak echter juist willen omdraaien en beweren: de keeper moet door goede tac tiek het werk van de backs zooveel mogelijk verlichten. Dit nu gebeurt bij ons niet of veel te weinig, en daarmede heb ik m.i. de groote fout van onze achterhoede aange toond. Om mijn opinie in deze nader toe te lich ten wil ik het volgende gaarne naar voren brengen en nu kan ik gerust in algemeenen zin schrijven, want de door mij bedoelde fout is er één welke zeer vele keepers, ook uit de hoogste klassen, aankleeft. Naar mijne meening dan wordt het groote voordeel dat den keeper beschoren is, n.l. den bal in het doelgebied ook met de han den te mogen spelen, over het algemeen bij lange na niet voldoende uitgebuit. Is het u niet opgevallen, dat er tegen woordig zooveel meer en dan meestal van zeer korten afstand van het doel gescoord wordt? Dit komt doordat m.i. de keeper veel te weinig aan het spel deelneemt en ge neigd is zooveel mogelijk in zijn doel te blij ven en af te wachten hetgeen gaat gebeu ren. Als toeschouwer zie ik in het doelge bied herhaaldelijk situaties waarbij de kee per door tijdig uit te loopen en ingrijpen het gevaar voor zijn partij zou kunnen be zweren, maar door af te wachten worden dat veelal prachtige kansen voor de tegen partij. Ik zou die keepers dan ook willen toeroe pen: Wees toch niet zoo bescheiden in Uw spel, wacht niet altijd of de tegenpartij wel zoo vriendelijk wil zijn om binnen uw be reik te schieten of haar kansen zelf te ver prutsen. Laat uw, ik zou haast zeggen, passieve speelwijze toch varen en treedt zelf handelend op waar maar eenigszins mogelijk. Door een dergelijke tactiek sticht gij na deze tactiek een paar keer met succes toegepast te hebben, verwar ring bij de voorhoede der tegenpartij en zal deze onwillekeurig geneigd zijn haar kan sen reeds van verderen afstand trachtte te benutten, hetgeen het doelverdedigen weer zooveel eenvoudiger maakt. De tegenwoordige buitenspel-regel (wel ke sterk in het voordeel van den voorhoede speler is) maakt het natuurlijk mogelijk dat het doel door de tegenpartij veel gemakke lijker dan vroeger tot op zeer korten af stand genaderd kan worden, doch dit feit maakt m.i. een agressieve tactiek voor den keeper des te dwingender! Vanzelfsprekend mag deze door mij aan gegeven tactiek nimmer roekeloos toegepast worden, want dan zou het middel erger dan de kwaal zijn. Neen, als de keeper zijn doel verlaat om den bal te onderscheppen, dan moet hij ook voor 100% zeker zijn dat hij hem zal bemachtigen. Om deze tactiek met succes te kunnen aanwenden zal de keeper natuurlijk in groote mate feeling voor het spel moeten hebben, hij moet durf en zelfvertrouwen be zitten en hij imoet bijzonder snel op de situa tie kunnen reageeren. Trouwens, bezit hij deze eigenschappen niet, dan zal hij ook nooit een doelverdedi- ger van groot formaat worden. De backs en middenspelers moeten zich gemakkelijk bij des keepers tactiek aanpas sen, hetgeen echter bij normale spelers reeds intuïtief gebeurt. Wanneer dan ook de heer Galavazi in de vorige Schakel min of meer vergelijkin gen maakt tusschen vroeger en nu, dan aar zel ik niet om als mijn vaste overtuiging te kennen te geven, dat in mijn speelperiode de schoten niet meer en beter gestopt, doch dat de kansen der tegenpartij meer en be ter voorkomen werden. Hoewel het voor den trainer ondoenlijk is om keepers en jongens met keeper-aspi raties bovenomschreven tactiek daadwerke lijk bij te brengen (het initiatief daartoe moet n.l. geheel van hen zelf uitgaan), zou het misschien toch wel zijn nut kunnen heb ben indien hij bij de theoretische lessen de taak des doelverdedigers van uit dit licht bezien zou willen behandelen. Hopende dat deze, uit den aard der zaak zeer beknopte beschouwing over de tactiek van den keeper, mag medewerken tot een beter spelbegrip van onze achterhoede, wensch ik heeren keepers individueel en daarmede onze good old A.F.C. in zijn ge heel, alle mogelijke succes. A.F.C.'ers, begunstigt onze adverteerders! 4

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1936 | | pagina 4