WAT IEDER A.E.C.er BEHOORT TE WETEN 1 Het kampioenschap van het derde. De rol van den aanvoerder. Wij bouwen. A.F.C. 3 is wederom kampioen. In den beslisenden wedstrijd tegen B.F.C. 2 welk elftal tot den laatsten dag de nek-aan-nek race wist vol te houden, wisten onze 3de en tailers op overtuigende wijze hun meerder heid met 6—1 te bewijzen. Het Bestuur heeft zijn waardeering voor deze eervolle pres tatie reeds in het gezellig samenzijn met de kampioenen betuigd, doch ook op deze plaats wil ik de beteekenis daarvan naar voren brengen. Reeds enkele jaren strijdt ons 3de elftal een wanhopigen strijd. Wanhopig, omdat de inzet, welke de prikkel van ons compe titiesysteem vormt, de promotie naar een hoogere afdeeling, ontbreekt. Ik zal er hier niet nader op ingaan, in hoeverre het feit dat ons 2de en 3de elftal reeds van 1912 of 1913 af in de Res. 1ste resp. Res. 2e klasse zijn uitgekomen, waaraan de inzinking van enkele jaren geleden een einde maakte, de herplaatsing van dit 3de elftal in de oude positie sportief volkomen verantwoord zou zijn. Hoe dit ook zij, ieder eerlijk sportman zal het er mee eens wezen, dat de bestaande regeling in een dergelijk geval, sportief ge zien, onbevredigend is. Onder dergelijke omstandigheden is de inspanning, welke de 3de elftallers zich ge troost hebben des te lofwaardiger. Hun bleef slechts het genoegen, in hun sport het hoogste te bereiken, en de eer hunner club. Men hoort zoo dikwijls die uitdrukking: ,,Wij spelen toch voor ons genoegen!" doch vrijwel altijd is dit het excuus van den slappeling, die te lam is zich opofferingen te getroosten, zich ondergeschikt te maken aan het mooie ideaal: de eer der Club. Neen, Frans Meyer en zijn mannen, zij hebben in den waren zin des woords voor hun genoe gen gespeeld. Voor dat zuivere genoegen, dat erin bestaat te vechten en strijden om het hoogste voor zijn sport, voor zijn Club te bereiken. Zij hebben het bereikt! Zenuw achtig begonnen zij den beslissenden kamp, vreugdevol was het einde. Volkomen de voldoening, dat zij hun plicht als goede A.F .C.-ers vervuld hadden. En is dat niet de mooiste belooning? Maar met jongens als Frans Meyer en Han Ruys, resp. 1ste en 2de captain, moet er ook een goede stemming en prettigen geest zijn. Aardig was het, dat Frans in zijn dank woord Dio Hermens memoreerde, wiens op gewekt temperament en enthousiast spel zoo volkomen in dit elftal paste, doch die door vertrek naar Indië aan het elftal ontviel. En dan die Fokke, die toen hij voelde eruit te zijn", zelf zijn plaatsje aanbood, teneinde het kampioenschap niet in gevaar te bren gen! Voelen alle spelers wel wat dit betee- kent? Geeft men zich van de geste van dit bescheidene maar ware A.F.C.-hart wel vol doende rekenschap? Hoe steekt dit af bij de houding van zoovelen, die de verdiende en dikwijls zelf verschuldigde plaatsing in een lager elftal beantwoorden met liever aan den kant te gaan zitten. De A.F.C. is blij met zulk een kampioen schap. De buitenstaander die straks den naam van A.F.C. al is het dan ook maar in een der lagere reserve afdeelingen -- aan het hoofd ziet staan, zal daaruit op maken, dat er in A.F.C. nog genoeg leven is. De naam onzer Club zal daar, dank zij de toewijding dezer 3de elftallers de eere plaats innemen. - 5 A.F.C.-ers begunstigt onze adverteerders!

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1935 | | pagina 5