Pieternel: Wat zeg je van de daatjes van A.F.C. Leven zij niet flink met hun „bazen" mee? Zij lijden kou, verdragen slechte humeuren, Als er nare dingen met de A.F.C. gebeuren. Thomasvaer: Beste Nel, jij heb reg', Ik schaam mij meer dan ik zeg. Ik had ze bijna vergeten, de A.F.C.-vriendinnen. De bekoorsters van ons hart en onze zinnen. Voor hen wensch ik, dat de A.F.C.-ers zoo goed mogen spelen, Dat zij zich in het milieu nooit zullen vervelen. Wat het verdere clubleven betreft, Dit is beter, dan menigeen beseft. Ze kunnen het met elkaar best vinden, Bij A.F.C. maakt men ware levensvrinden. Pieternel: Dus ook dit punt behoeft geen zorg te baren, En dan is het ook gauw te verklaren, Waarom ze zoo graag op clubavond zijn. Thomasvaer: Ja, dat is voor hen een avond van jolijt en gijn. Salarisverlagingen en zoo, worden er vergeten, Met ping-pong en bridge menig uurtje versleten. Ook het beruchte spel met de vier ballen, Schijnt er in goede aarde te vallen. Pieternel: Een wensch is hier dus niet op zijn plaats, Want dik is alles, wel achttien karaats. Maar we hebben het, Thomasvaer, over het wel en wee, Maakte de A.F.C."dit jaar niets droevigs mee? Moest Piet Wessel ons niet ontvallen? Thomasvaer: Ja, Pieternel' deze groote vriend van allen. Die de kleuren rood en zwart, Op de eerste plaats droeg in z'n warm vriendenhart, Over clubbelangen waakte, en aan alles, alles dacht, Werd ernstig ziek, de Dood nam hem met zich mede, Hij ruste zacht, hij ruste in vrede. t Waren dezelfde duist're machten, Die ons Brusse's afscheid brachten Als scriba, nauwelijks gewend, Toch reeds geacht, toch reeds bekend. Pieternel: Hem wensch ik voor het nieuwe jaar, Dat alles wat hij wenscht is daar; Dat hij in z'n werkkring slage, Vanzelf komen dan weer prettige dagen. A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders! 6

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Schakels (clubbladen) | 1931 | | pagina 6