„Gloria Linnen
voor Strand- KQct-
kleedingenz.
N°. 707
ZON- EN WASCHECHT
25 KLEUREN
Leidscheplein 2
A.C.C. 81, H.D.V.S. 87 voor 5). Nog eens
volgde een friendly game tegen Kampong,
dewelke gewonnen wordt met runs en een
onderlinge match op 1 September eindigde in
een tie.
Ik heb daarom eerst al de gespeelde
matches in volgorde in vogelvlucht weerge
geven, om u makkelijker te doen begrijpen,
hetgeen volgen gaat:
In totaal is door de eerste elftalspelers 166
maal gebat om een totaal van 1744 runs te
bereiken, of te wel, 10 runs per gemiddelde,
terwijl de tegenpartij slechts 23 runs meer
scoorde, n.l.: 1763, maar hier maar 104
wickets vielen, dus een gemiddelde van 17.
Het is dus wel heel duidelijk, dat het batten
de oorzaak van het slechte resultaat in 1930
is geweest, want de aanval, het moge vreemd
klinken, wist zich staande te houden. Geen
enkele innings van meer dan 200 runs is
tegen ons gescoord en ik schrijf dit daarom
speciaal neer, omdat straks met de nieuwe
puntentelling voor een cijfer van boven de
200 runs of meer, één punt extra wordt toe
gekend.
Een keer bleef de tegenpartij onder de 100,
n.l. de H.C.C. II met 68. Maar 9 keer bleven
wij in volledige innings onder de 100, waar
van 6 keer onder de 60 en dat zegt m.i. alles.
De spelers hebben te weinig slagen, of liever
ze hebben ze wel, maar gebruiken ze niet. Te
eel losse ballen bleven ongestraft.
Het fielden was bij wijle goed, dan weer
eens minder goed, maar in doorsnee toch zoo
danig, dat men daar geen bemerkingen op
kan maken, tenzij men het aangooien als be
slist met onvoldoende moet bestempelen.
Slechts een paar spelers uit het eerste acht ik
in staat om vanaf de boundary ineens naar
het wicket te gooien en het wordt hoog tijd
dat de heeren daarop eens gaan oefenen.
Ons aller vriend Nic Tienstra keepfe met
een bravour en durf zooals wij dat van hem
kunnen verwachten, zijn stoppen was merk
waardig goed, maar op de beslissende
momenten faalde hij in het houden der
catches en in menige match is ons dat duur
te staan gekomen.
M.i. wijdt hij te veel aandacht aan stum-
pen, waardoor hij vanzelfsprekend dicht op
het wicket moet staan, om zoodoende het nog
voornamere onderdeel, dat der catches, te
verwaarloozen. Eén euvel bezitten sommige
spelers nog, n.l, deze, dat zij niet op hun
plaats blijven staan die door de bowlers wor
den aangewezen. Dat geeft maar geharrewar
en scherpe opmerkingen, die vermeden kun
nen worden. Onderling was de verhouding
natuurlijk altijd goed, de spelers namen de
nederlagen als ,,true sportsmen", doch ik geef
ze toch den raad om gedurende het fielden
,,Mond dicht te houden". De captain is de
eenige man op het veld die wat te zeggen
heeft, de rest niets. Als een fielder eens een
kans mist, grom en grauw niet tegen hem,
je brengt hem maar verder van de kook. Voor
zijn pleizier laat hij geen ballen vallen.
Het runnen tusschen de wickets laat veel
te wenschen over en als de heeren in de
komende matches nu eens goed opletten hoe
bij de Haagsche de korte, maar „safe" run
genomen wordt, leeren ze al weer wat. Ik zal
mij onthouden van namen te noemen, daar
de heeren dit ieder maar voor zichzelf moeten
'oeoordeelen.
De keeren dat de reserves voor het eerste
moesten uitkomen, faalden allen en neem nu
toch van mij één raad aan: ga jonge spelers
opfokken, maak ze fit voor de eerste klasse,
voor hooger cricket, want op den duur moeten
straks de jongeren toch de „backbone" van
je eerste elftal vormen, met als verdere steun
de ouderen. Maar een team vol oudere spelers
is ook ongewenscht en daarom kan ik niet
genoeg aandringen dit voorname onderdeel
vooral niet uit het oog te verliezen.
Het heeft geen doel om namen te noemen,
53
- 19
A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders!