1.
Wanneer het N. V. B.-Bestuur een lijst
aanlegt van een aantal derzulken, en zich
ervan gewist dat deze in dat opzicht hunne
diensten den N. V. B. willen verleenen, dan
zou men telkens een of twee personen kun
nen uitnoodigen een bepaalden wedstrijd of
een bepaald elftal, dat, wat de speelwijze
betreft, in een kwaad gerucht staat, te con
troleeren en van hunne bevindingen den
N. V. B. kennis te geven.
De binnengekomen rapporten zouden dan,
met de aanwijzingen van den Sch. het Be
stuur eene aanleiding kunnen zijn tot het
nemen van maatregelen.
Vanzelfsprekend zal de organisatie van
een dergelijk systeem arbeid en kosten met
zich mede brengen.
Ik geloof echter niet dat dit tevergeefs zou
zijn. Immers een der factoren, die de ver
betering van het spelpeil in den weg staan,
wordt algemeen geacht het ruwe spel te zijn.
Het zou dus niet eens zoo onlogisch zijn
wanneer een gedeelte der bedragen, waar
over de technische Comm. de beschikking
kan krijgen hiertoe werden aangewend.
Het groote voordeel van een dergelijke
controle valt nog meer in het licht, wanneer
men de overweging in aanmerking brengt,
dat de Sch. zijn aandacht speciaal vestigt op
de plaats waar zich de bal bevindt en de
directe omgeving daarvan.
De mogelijkheid blijft altijd bestaan dat
overtredingen die vallen onder het boven
genoemde euvel, maar plaats hebben op een
ander gedeelte van het veld, den Sch. ont
gaan. Die mogelijkheid is kleiner wanneer
de controle vanaf eene plaats op het speel
veld plaats heeft van welke men een rustig
overzicht over het geheele veld heeft.
Zou het voor ons N. V. B.-Bestuur niet
de moeite waard zijn dit eens in overweging
te nemen.
Eene wijziging ten goede in de speelwijze,
die hiervan het gevolg moet zijn, zou alle
vereenigingen ten goede komen en zeer zeker
ook ons jubileerend A. F. C. dat heel dikwijls
moet ervaren niet opgewassen te zijn tegen
het te robuste spel van sommige tegenstan
ders. Wat voor een goede uitwerking zou
het niet op spelers kunnen hebben, wanneer
zij konden spelen in de overtuiging, dat
hunne bewegingen op elk plekje van het
speelveld, ook daar, waar de Sch. zijn aan
dacht niet gevestigd heeft, werden gevolgd
door tot oordeelen bevoegde personen.
Zou het niet eens een proef waard zijn?
J. M. BROEKSMIT.
De rots in de branding.
ZWANENZANG.
(Verzuchtingen van een Veteraan. Op de
bekende wijze van het nog bekendere meisje
van de zangvereeniginq
Toen ik een jongen was van amper veertien
jaar,
Stonden mijn schoenen steeds voor 't
schoppen klaar.
Ik kon aardig spelen, dus ik ging
Naar de A. F. C.-voetbalkring,
Want dat was een tof stel jongens bij elkaar.
Daar had-je Toggie, Kaales, Kruikie en Piet
Krieks,
Heimig, Arie, Jaap van Klaveren en nog iets,
Al die namen, och wat vreugd,
Zalig was die voetbaljeugd
Ook al speelden we zonder gratis kiks of
niets.
Hoe denk ik nu dan weer met weemoed
aan die tijden,
Die goede oude tijd, in Willemspark en
de Meer,
Toen wij de A. F. C. hielpen maken.
En vaak het Rechthuis deden kraken,
Och die goede, oude tijd, hij komt niet weer!
A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders!
- 36 -