En als wij straks in loges tronen,
Orkestfauteuils-gezichten toonen
Als iemand om ons kaartje vroeg,
Dan denken wij aan d'oude jaren,
Toen er maar een paar banken waren,
De bankenrij, die ieder droeg,
De banken, voor elk goed genoeg.
Wij zien met weemoed langs ons glijden
De knusse, glorievolle tijden
Gesleten achter „Goed Genoeg
Maar, welke bloei ons zij gegeven,
Wij krijgen nooit meer zoo'n brok leven,
Als wij eens hadden laat en vroeg
Daar in de Meer, bij „Goed Genoeg".
Sept. 1920. NICO.
DE SCHAKEL.
Daar is de Schakel, die komt binden
De oude club aan d'oude vrinden,
De vrinden aan de A.F.C.
Tezamen vormen zij een keten.
Wier schakels van geen wijken weten!
Die kan nog lange jaren mee,
De keten van onz' A.F.C.
Toen alles ons was meegeloopen,
En overmoed ons had bekropen,
Scheen elk tevreden en verblijd.
De weelde leek zoo licht te dragen
Maar zij, die naar 't verleden zagen,
Dachten soms aan den ouden tijd
Met weemoed... en misschien met spijt...
Toen kwamen vreemden bij ons spelen,
Kwamen tribunes als kasteelen,
En hekken als een eerpoort!
De vlaqgen zwierden aan de hoeken!!
Maar d'oude geest was ver te zoeken
't Veld werd een grootsch en weeld'rig oord,
En de terreinknecht droeg een boord
Maar in de troost'loos donk're dagen
Van nederlaag na nederlagen,
Waar bleef de aanhang in 't verval?
Toen onze toestand zich benarde,
Was het weer d'ouwe trouwe garde,
Die bleef, die blijft en blijven zal!
De oude.garde staat steeds pal!!
Wie voelt niet door zijn lichaam varen
De cltibliefdedie vroeger jaren
Onfeilbaar altijd wond'ren dee!
Vooruit! Je schouder dan d'r onder!
Je kop d'r voor, en geen gedonder!
De ketting strak! Vooruit er mee!
Daar gaat-ie! Voor de A.F.C.!!
Sept. 1922 NICO.
DANK-LIED.
Een vreugdevol danklied ontsprong in
mijn boezem
Zooals aan de appelenboomen de bloesem
Bij 't groeizame voorjaarsonweer gaat
ontspruiten,
Zoo welt ook dit lied van mijn binnenst'
naar buiten.
In 't voorjaar, als heel de Natuur uit haar
slof schiet,
Dan is vaak het voetballen ook nog zoo'n
bof niet,
Want net zoo hard als ieder knopje dan
uitbot,
Zoo hard degradeert ook het voetballers
uitschot.
De Heer zij geloofd en gedankt en geprezen,
Dat uitschot zijn wij niet! Laat and'ren 't
maar wezen!
Laat and'ren nu knijpen, met knapperend'
tanden,
Wij zijn lekker binnen, en wrijven de handen.
Zooals Caesar, hóóg boven 't strijdperk
verheven,
De gladiatoren zag strijden en sneven,
Zoo kijken wij van onze veilige hoogheid
Nieuwsgierig naar wie in d'arena straks
dood leit.
En is hij dan veilig en wel naar de haaien,
Dan loopen wij ernstig mee, met zijn
lawaaien,
We glunderen stiekum, en knipoogen listig,
En denken: ,,'k Ben blij, dat niet ik in die
kist lig!"
En hebben wij vroolijk een danklied
gezongen,
Omdat wij dit keer weer den dans zijn
ontsprongen,
Dan denken wij toch even: „Jongens,verdorie.
Nu 't volgend seizoen weer! Memento mori!"
Vooruit, wees met dit resultaat niet tevreden!
De toekomst is helderder dan het verleden!
Beseft dat het 't komend seizoen wel te
doen is,
En maakt, dat A.F.C. dan eens kampioen is.
Maart 1923. NICO.
- 21 -
A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders!