REUNI
CAFÉ „ROYAL"
debat over een trainer, waar na tien minuten
niemand meer uit wijs werd.
Hierna, konden we na een hartelijk
woordje van Galli, naar huis toe.
JAARVERSLAG 1928—1929.
Mijne Heeren,
Weer is een seizoen verloopen, met al het
lief en leed, dat men alzoo in ons voetbal
wereldje meemaakt. Bij de A.F.C. hebben we
het afgeloopen jaar zoo'n beetje half om half
genoten. Angst voor onderste plaatsen werd
afgewisseld door betere resultaten en het slot
is geweest, dat geen onzer elftallen degra
datie-wedstrijden behoeft te spelen, terwijl
een der elftallen, n.l. onze A-adspiranten
Kampioen van hun afdeeling zijn geworden.
Wanneer ik echter de prestaties naga, is
het mij nochtans niet mogelijk een opgewekt
en optimistisch verslag uit te brengen. In de
afgeloopen jaren heeft het tegenwoordige
A.F.C.-Bestuur wel eens lof in ontvangst
mogen nemen voor zijn beleid, maar Mijne
Heeren, hoewel een actief Bestuur veel voor
de Club kan doen, moet het in een voetbal
organisatie in de eerste plaats van de spelers
komen; zij moeten lust hebben opofferingen te
doen en een gedeelte van hun vrijen tijd voor
hun Club willen geven. En daar mankeert
helaas bij ons zooveel aan. Dit seizoen heb
ben wij voor de zooveelste maal een trainer
geëngageerd en voor de even zooveelste maal
was het een mislukking. Aanschrijvingen en
circulaires werden den Heeren gezonden,
maar steeds was de trainingsavond de meest
bezette voor de menschen, die onze rood
zwarte kleuren hebben te verdedigen. Hier
moet en kan verandering in komen. Wij leven
op materieel gebied boven, op sportief gebied
beneden onzen stand. Weer zijn dit jaar
41 werkende leden, 25 adspirant-leden en
18 ondersteunende leden tot onze vereeniging
toegetreden, zoodat wij thans:
125 donateurs, 240 werkende leden en 55
adspirant-leden hebben.
Wij hebben een accomodatie, die even
mooi als duur is. Vele uren der Bestuursver
gaderingen zijn in beslag genomen om maat
regelen te vinden om onze velden en tribunes
zooveel mogelijk in goeden staat te houden.
Wij hebben onze velden onderverhuurd, ten
einde onze inkomsten te vermeerderen, maar
toch zouden wij er niet komen, indien wij niet
onze jaarlijksche A.R.O.L.-Beker-wedstrijden
organiseerden, welke ons finantieel boven
water houden. Waar blijven nu de spelers,
die dat alles willen helpen veranderen; die
zich eens een paar jaar willen geven, ten
einde elftallen te kweeken, die ons een plaats
in de voetbalgemeenschap zullen verschaffen,
waar wij krachtens de traditie en als groote
vereeniging recht op hebben, en waardoor
onze financieele toestand op een hechter basis
komt, dan waarop zij de laatste jaren gefun
deerd is geweest.
Het Eerste elftal begon het afgeloopen
seizoen op werkelijk sensationeele wijze. De
drie eerste wedstrijden tegen K.F.C., West-
Frisia en H.R.C. werden verloren, resp. met
61, 61, 60 (Tennis is er niks bij!),
zoodat wij glorierijk onderaan stonden. Ver
van de laatste plaats zijn wij niet meer ge
weest. Nederlaag op nederlaag werd geleden
en op 10 Maart 1929 onderging het elftal de
zwaarste nederlaag ooit door een eerste elftal
van A.F.C. in de competitie geslikt, n.l. met
131 tegen Alcmaria Victrix, in Alkmaar.
De geleerden zijn het er nooit over eens
geworden, of het door deze nederlaag, dan
wel door een omzetting in het elftal kwam,
maar een feit is het, dat daarna eindelijk de
geest over onze jongens vaardig werd. De
volgende week speelden wij in Den Helder
tegen H.R.C. met 11 gelijk. Daarna won-
NA AFLOOP DER WEDSTRIJDEN BIJ
KONINGINNEWEG 212
van R. W. VAN ALEN
A.F.C,-ers, begunstigt onze adverteerders!
4