enkele dezer wedstrijden zijn bijzondere her
inneringen verbonden, waaruit ik een greep
wil doen. B.v. in den wedstrijd op het te
genwoordige D.W.S.veld, kwam onze voor
hoede voor het eerst in de later zoo sterke
formatie, met Delsen als middenvoor uit.
(Stond Jan Buis toen niet in het doel?)
Later hielpen wij onder scheidsrechter Boas
het nieuwe Spartaanveld het tegenwoor
dige terrein van de A.P.G.S. inwijden.
Nog later kwam de beruchte mistwedstrijd
jn het Stadion, welke gestaakt werd toen
de stand dank zij de phenomenale han
digheid van Ben Jobst en het goede schot
van Delsen 4—0 in ons voordeel was.
Wie herinnert zich niet, hoe Ben telkens
maar weer den bal opbracht, voor de voe
ten van Delsen deponeerde en dezen de
eer gunde? Wie voelt niet opnieuw de
spanning bij de reprise, die wij na heel veel
moeite met 10 wonnen?
In dien tijd speelden wij ook minstens
éénmaal per jaar een oefenwedstrijd met de
Spartaan, die inmiddels van groen-wit in
wit-rood veranderd was.
Kortom, men appreciëerde elkaar over en
weer en daarom speet het mij zoo bij
zonder, dat de wedstrijd van Zondag zulk
een onaangenaam karakter heeft gedragen.
Nu kan men wel zeggen en niet zonder
reden dat de zwakke leiding tot dit on
sportief verloop aanleiding gegeven heeft,
doch het wil mij voorkomen, dat ook de
spelers zelf niet vrij uitgaan, en scheer
daarbij beide partijen over één kam. Is dat
nu sport, elkaar lieflijkheden toe te voegen,
die, indien zij in vervulling waren gegaan,
maar tal van begrafenissen veroorzaakt had
den? Waar blijft dan de opvoedende waarde
van ons mooie spel?
Ik hoop, dat deze regelen bij diegenen
onzer spelers, die wat dezen wedstrijd be
treft, geen zuiver geweten hebben, ertoe
mogen leiden, dat zij in den vervolge hun
leven beteren.
En laat voorzitter Jannes zijn spelers niet
meer tot „knokken'' aanmoedigen, want er
zullen met ons velen in den lande zijn, die
onder „knokken'' niet alléén „flink aanpak
ken'' verstaan en een onaangenamen indruk
meekrijgen, welke, zooals de Heer Jannes
ons persoonlijk verklaarde, niet aan zijn
uitdrukkingswijze mocht worden gehecht.
Welke verklaring mij, juist in verband met
de hier geschilderde traditie, inderdaad ge
noegen deed.
I. H. Galavazi.
WAT IEDER A F.C.-ER BEHOORT
TE WETEN
Nadat onze kansen eenigen tijd geleden
in rook vervlogen waren, heb ik herhaalde
lijk de blijkbaar als troost bedoelde op
merking moeten hooren: „Laat ons maar
jgerust 2e klasse blijven! Als A.F.C. de
zelfde A.F.C. maar blijft".
Nu is het natuurlijk heel prettig, dat de
geest en het karakter onzer vereeniging
Voor de leden zóóveel waarde hebben, dat
zij die zelfs voor géén eerste-klas-schap
zouden willen ruilen. Het is heel gelukkig,
dat wij zooveel menschen hebben, die in
donkere dagen er altijd maar weer op uit
zijn, de lichtzijde te zoeken en zich daar
mede maar weer tevreden stellen. Maar
weten deze naievelingen wel, hoe moeilijk
het is den toestand te handhaven, zooals
hij op het oogenblik is? Heeft men er
wel een „blasse Ahnung" van, onder welke
omstandigheden wij moeten werken?
Ik meen dit met recht te moeten betwij
felen. Zeker, als de groote massa onzer
leden bij wedstrijden op ons veld komt
kijken, dan constateeren zij, hoe keurig ter
reinen eu accomodatie in orde zijn. Hoe er
zelfs nog nieuwe gemakken zijn bijgeko
men, b.v. de verlichting, „echte" W.C.'s,
etc.
Onwillekeurig moet men dan wel onder
den indruk komen, dat wij toch niet zoo
slecht boeren en dat alles op rolletjes gaat.
De werkelijkheid is helaas heel anders en
het heeft misschien zijn nut op deze plaats
de keerzijde der medaille eens onder de
aandacht onzer leden te brengen.
Feitelijk is wel de Algemeene Vergade
ring aan het eind van het seizoen de plaats,
waar het Bestuur bij monde van secretaris
en penningmeester verslag uitbrengt. Maar
de belangstelling van s/4 onzer leden strekt
zich in den regel niet tot de vergaderingen
uit, en het aanwezige '4 kent grootendeels
de situatie wel.
De grootste moeilijkheid zit in onze fi
nanciën. Zeker, wij hebben dit jaar in de
eerste helft van het program voor ons doen
niet te klagen gehad, zoodat wij over het
heele seizoen wel tot een gemiddelde van
f 100.per wedstrijd komen, hetgeen voor
onze bescheiden „Ansprüche" heel behoor
lijk is. Hadden we onze kansen niet ver
speeld, dan waren wij er waarschijnlijk ein
delijk eens beter voor te komen staan.
Maar weet men wel, dat de vernieuwing
van den onderbouw der overdekte tribune,
A F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders!