cheplein
ii
wardspel was nog even meesterlijk als in
de grcote jaren van de groote Haagsche
toen hij met Milo, Feith Sr., Coops, M. E.
Schöder, Bourlier, Beukema, de Mentens,
Wolfson, Dolf Kessler en Tromp, deel uit-
Inaakte van de „schrik van Wassenaar."
„Le style, c'est T homme". Stelling is
ieen en al stijl, een uit de oude Haagsche
school, waardig lid van de oude garde.
Een geheel ander type van speler is
Jos van Milligendie zijn cricketloopbaan
begon op de Amsterdamsche velden, onder
de zwart-gele kleuren van A.V.V., nog voor
Anno Domini 1900.
Spelend op velden waarop een C. J.
Posthuma hardnekkig weigerde uit te ko
men, cp p'tches die meer dan levensgevaar
lijk waren, vierde hij toen reeds, dus vóór
het meerendeel der jongere A. C. C.-ers
geboren was, reeksen bowling triomphen.
Met blauwe handen en body keerde je
dan na zoo een match in een of andere
polder huiswaarts en nog dagen daarna
moest je aan den „man" denken.
In de oude grijsheid had schrijver dezes
eens het zeldz,ame genoegen als wicket
keeper te mogen fungeeren voor het A.
C. B.-elftal tegen het Rotterdamsche elftal.
Wie beschrijft m'n zeldzame vreugde,
teen ik bemerkte, dat ook Jos van Milligen,
nog wel als bowler, de kleuren van Am
sterdam zou mede verdedigen. Afgeschoten
teenen en vingers waren het resultaat van
een dag keepen, een dag die ik nooit zal
vergeten.
Toen ik hem jaren later achter Het
/wicket snapte aan den Spanjaardslaan, in
de match waarin Wouter Brouwer, thans
de schermer, zijn 146 in een anderhalf
uur bij elkaar ranselde, was de pret aan
mijn kant.
Nu ik geen kans meer krijg om hem nog
Voor „zes" uit het veld te lichten (Oliver;
het WAS een fijne tik hoor!) krijgt hij
«1 is het dan maar door middel van dit
kleine stukje toch zijn portie.
Al is je aanloop wat korter, (hoe prach
tig typeert dat de bowler, die op latei
Jaren ook daarin voorziet); al zjijn je ballen
niet meer zóó snel; de „devil" zit nog
altijd achter je bowlen, je variatie is nog
altijd even meesterlijk en zoolang je die
Ipigenschappen als bowler houdt, zoolang
blijf je „stockbowler".
Vroeger zeiden we altijd als je zoo
bevreesd geworden snel indraaiende bal
van off een scalp veroverde „dat
was 'm." En nu na al die jaren (het
zijn er liefst 26) bowl je dat ding waarachtig
nog.
Je bowlt 'nog steeds met de idee
scoor maar, sla maar ga je gang
het einde is toch, dat ik je wicket krijg.
„The end of all, that wickets must fall."
die gedachten draag je bij je, onver
schillig of je aan je 10de of aan je 30ste
over begint.
Er moge dan heel veel jaren tusschen
liggen dat wij al was het dan als te
genstanders, maar ook altijd als vrienden,
cp Oud Roosenburgh, de Kruis/laan,
IJpolders, en wie weet waar nog meer te
Amsterdam de glorie van cricket be
vochten; je bent en blijft de „vechtjas";
the „never say die" man.
En nu na al die jaren dragen ze
dezelfde caps, komen Stelling en van Mil
ligen voor een en hetzelfde team uit.
Te Werve mag zich gelukkig achten twee
dergelijke cricketers in hun midden te heb
ben, zij die een voorbeeld z]ijn voor »Je
jongeren, zij die op waardige wijzje de
glorievolle traditie van the King of Sports
weten te handhaven.
Aan die oude garde mijn.... respect.
L.
„VOOR EN ACHTER DE BOUNDARY".
Over A. C. C. II—D. V. C.
Na afloop van bovengenoemden wedstrijd
zag men den A.C.C. captain Jan Prent in
druk gesprek met den A.C.C. bowler Huijer
voor den l.b.w. regel.
Beide spelers gingen in die match 2 maal
leg before wicket.
A.F.C.-ers, begunstigt onze adverteerders!
iiglï'i/fïpp
Jg,