„DE GILDE VIERT".
Maar deze woorden hadden niet veel zin
Dit clublied kwam er nooit goed in;
Men zocht dus naar een ander.
Dan kwamen al de mannen voor
Als men toen riep om 't „Mannenkoor"
En zongen met elkander;
Het beste biertje lust hem niet,
Het liefste wijsje sust hem niet,
Het mooiste meisje kust hem niet!
Hoog het hart!
Hoog het glas!
Hoog het lied!!
O. SCHITTERENDE KLEUREN.
Maar dit lied, dat had een verkeerd resultaat.
Want al te hoog ging vaak het glas!
Dan hadden de spelers het 's Zondags te
kwaad,
En struikelden en vielen in 't gras.
Toen kwam dus het lied van: ,,\Vie is niet
bereid;
De club mag niet vallen, vooruit met de
geit!"
Sinds dien tijd, Goddank, is het eerste gered,
En 's Zaterdags gaat 't vroeg naar bed.
„DIE ROTE MüHLE".
Het trainingsvraagstuk is urgent,
Dat is wel algemeen bekend,
Want ze drinken hier
Graag hun glaasje bier,
En ze laten 't niet gauw staan.
Toen werd een trainersfonds gesticht,
Commissies werden opgericht,
En daar kwam hij al,
De professional,
Versch uit Londen aan.
B-b-b-burton heette hij;
De heele club was trotsch en blij,
En je ging vol vuur
Naar het trainingsuur,
Waar je nooit een ander vond;
En 's avonds bij den flauwen schijn
Van een carbidlamp op 't terrein,
Liep je op een draf
't Looppad op en af,
Of een veldje rond.
Wat opwekkend, animeerend, is het trainen
Voor je armen, oogen, ooren, neus en beenen.
Wie te dik, te langzaam en „too fat" mocht
zijn,
Trekt de wals maar en hij wordt slank als
een lijn.
Het succes dat komt direct bij alle ellef,
Als j' een trainer hebt, dan gaat de rest van
zellef.
Nooit stelt 't eerste meer de A.F.C. te loor,
Want waar heb j'anders toch een trainer
voor!
„WENN MAN KüSST".
Maar toen 't trainen te zuur werd.
En toen Burton te duur werd.
Toen werd hij door 't fonds opgezegd.
Daar kwam Herr Angermeier
En die liet ze veel vrijer.
Dus daar kwam geen steek van terecht.
Op het laatste kwam het zoo ver.
Dat de lust, die was over;
Ook hij kreeg voorzichtig de bons.
Zooals ik de zaak nu zie
Is mijn laatste conclusie:
Het trainen is heusch niks voor ons!
A.F.C. kent één woord:
Pretjes, ditjes, datjes, en zoo voort.
A.F.C. kent één lied:
Pretjes, ditjes, datjes, anders niet.
Laat één dag van de week
Eens die boel in den steek,
Want er blijft laat en vroeg:
Pretjes, ditjes, datjes nog genoeg!
„VIENS a MONTPARNASSE".
Ik weet wel, dat de lui hier niet
Graag op een houtje kluiven:
Ze nemen, wat het leven biedt
Aan dansen en aan fuiven.
Maar men vergeet.
Dat wie dit deed,
's Zondags lang zoo veel van 't spel niet
Als j'in de competitie speelt weet
Dan eischt dat al je krachten,
En elk weet hoeveel 's Zondags scheelt
Zoo'n paar ver-foven nachten,
't Wachtwoord dat is:
's Zondags steeds frisch!
Dan gaat het met A.F.C. nooit mis
Dat is taal,
Geen gedraal,
Want dan zingen we straks allemaal:
A.F.C. hoeft niet meer te klagen,
A.F.C. krijgt betere dagen.
Als we zoo gaan doen
Worden we kampioen.
En met elkaar,
't Volgende jaar,
Zullen wij slagen.
Nabetrachting 30-jarig feest.
Onze dertigste verjaardag ligt weder ach
ter ons. Aan den actieven Schakel-Redacteur
kan ik veilig overlaten daarvan verslag uit
9
A. F. C.-ers, begunstigt onze adverteerders!