Inderdaad helaas. De monument.commissie, die gelden bijeen bracht voor het monument ter nagedachtenis aan onze gesneuvelden. Daarin zaten Henk Esser, Henk Kappelhoff en wijlen Jo Nestelroij. En toen kregen wij de commissie-lndië, die pakketten verzamelde voor onze leden, die in Indië vochten en waar helaas André v. d. Pijl gebleven is. Die commissie bestond uit Joop Gilkens, Jan Scheepstra en Siem de Waal. Nestelroij verzorgde de verzending en A. B. Melchers (als voetbaldichter meer bekend als B. S. Ie Marché) de correspondentie." Na zo'n gesprek rijst onwillekeurig de vraag, waaraan dat bijzondere van A.F.C. nu eigenlijk is toe te schrijven. Want ook buitenstaanders zijn zich bewust, dat A.F.C. een merkwaardige combinatie is van VOETBALclub en voetbalCLUB. Hoe komt zoiets tot stand en hoe blijft zo iets bestaan? Dick Bassem ziet het als volgt: ,,Je moet dan zowel aan de externe als aan de interne verhoudingen denken. Naar buiten lagen wij goed wij hebben altijd vriendschappelijke omgang gehad met de bonden en de verenigingen. Zelf ben ik nog voorzitter van de vereniging van tweede, derde en vierde klassers geweest en van de jubileumcommissie van de K.N.V.B. Er werd naar de stem van A.F.C. geluisterd, dat was ook al zo vóór mijn tijd en dat is ook na mijn tijd zo gebleven, omdat verschillende bestuursleden van A.F.C. het belang van de goede externe verhoudingen inzagen. Er werd en wordt naar ons geluisterdmerkwaardig genoeg min of meer onafhankelijk van de positie van ons eerste elftal. In de jaren, waarover ik nu sprak, waren wij tweede klasser wel een sterke tweede klasser, maar toch: tweede klasser. En toen waren de ,,big four" in Amsterdam ongetwijfeld Ajax, Blauw Wit, D.W.S. en de tweede klasser A.F.C. Wat de interne verhoudingen aangaat, meen ik, dat wij met de toelating van onze leden over het algemeen een goede politiek gevoerd hebben, ik heb altijd volgehouden óók in de tijd van de Corinthians, waarvoor ik niet zo veel voelde dat A.F.C. een gezonde middenstandsclub moest zijn. Niet iedereen maar aannemen, omdat hij bijvoorbeeld een goede voetballer is, maar ook geen ,,airs" heb ben. De hele sfeer van Amsterdam verdraagt „airs" toch al moeilijk. In die sfeer van gezonde middenstandsvereniging moet dus ieder fatsoenlijk mens, die zich fatsoenlijk gedraagt kunnen worden opgenomen en zich thuis gevoelen. Dit is in A.F.C. altijd zeer sterk het geval geweest en ik hoop dat het zo zal blijven. Want juist als je er in slaagt een club op te bouwen met en van mensen, die als het ware op dezelfde golflengte zijn ingeschakeld, dan hebben ze voor de club en voor hun clubgenoten veel over. De ervaring heeft het ruimschoots bewezen." 79

AFC (Amsterdamsche Football Club)

Jubileumboeken | 1970 | | pagina 87